Examples of using "Fût" in a sentence and their dutch translations:
Ze was verbaasd dat het al zo laat was.
Hoewel hij nog maar een kind was, was hij heel moedig.
"Heb je gisteren gewerkt?" "Ik wou dat het gisteren een vrije dag was geweest."
Bier van het vat smaakt vooral goed op een warme dag.