Examples of using "Hier " in a sentence and their dutch translations:
Heb je gisteren gewerkt?
Waarom was je gisteren afwezig?
- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?
Heb je gisteren gewerkt?
Waar ben je gisteren geweest?
Wat hebben jullie gisteren gedaan?
Wat heb je gisteren gedaan?
Welk weer was het gisteren?
Was je gisteren thuis?
Was het bewolkt gisteren in Tokio?
Ben je gisteren naar school gegaan?
- Waarom is ze gisteren niet gekomen?
- Waarom kwam ze gisteren niet?
Hebben jullie je gisteren vermaakt?
We hebben nog maar eens een harde regenbui gehad gisteren!
Welk weer was het gisteren?
Was Ken gisteren thuis?
Hoeveel snoepjes heeft Tom gisteren gegeten?
Waar ben je gisteren geweest?
- Waar ben je gisteren geweest?
- Waar was je gisteren?
Zult ge mij tonen wat ge gisteren gekocht hebt?
Tenniste je gisteren?
Hoe laat zijt ge gisteren gaan slapen?
Tenniste je gisteren?
- Waart ge gisteren thuis?
- Was je gisteren thuis?
- Tenniste je gisteren?
- Heb je gisteren getennist?
"Heb je gisteren gewerkt?" "Ik wou dat het gisteren een vrije dag was geweest."
Ben jij gisteren na school direct naar huis gegaan?
Heb je gisteren getennist?
- Waart ge gisteren thuis?
- Was je gisteren thuis?
Ben jij gisteren na school direct naar huis gegaan?