Examples of using "Fait" in a sentence and their dutch translations:
Wat gebeurd is, is gebeurd.
- Heb je dat gedaan?
- Heb je het gedaan?
- Heeft u het gedaan?
- Heb jij het gedaan?
- Hebben jullie het gedaan?
Wat gebeurd is, is gebeurd.
Wat doet ze?
- Wat voorbij is, is voorbij.
- Wat gebeurd is, is gebeurd.
Wat gebeurd is, is gebeurd.
Tom doet dat.
In plaats daarvan ...
bevestiging te hebben .
Gedaan.
Ter zake.
- Toch wel.
- Jazeker.
Kut.
Klaar?
- Het is zelfgemaakt.
- Het is huisgemaakt.
Lang niet gezien.
- Denken doet pijn.
- Denken kwetst.
Hoe sneller, hoe liever!
Dat maakt me blij.
Niemand doet dat.
De koe zegt "boe", de haan zegt "kukelekuu", het varken zegt "knor", de eend zegt "kwak" en de kat zegt "miauw".
Vandaag is het mooi weer.
Dit is best 'n goede natuurlijke schuilplaats.
- Ik heb niets gedaan.
- Ik heb niks gedaan.
Kom ter zake.
- Wat hebt ge vandaag gedaan?
- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat heeft u vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?
Ik heb dat al gedaan.
Tom pakt zijn koffers.
Vandaag is het koud.
Zo gezegd, zo gedaan.
- Wat doet je vader?
- Wat doet jullie vader?
- Waarom doet zij dat?
- Waarom doet hij dat?
Hoe is het weer?
- Wat doet uw zoon?
- Wat doet jouw zoon?
- Wat doet jullie zoon?
- Het is mooi weer vandaag.
- Het is lekker weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.
Wat hebben ze je aangedaan?
- Hij ontkent dat hij dat gedaan heeft.
- Hij ontkent dat hij het gedaan heeft.
Doet het veel pijn?
Lang niet gezien.
Hoe hebben ze dat gedaan?
- Hoe heb je het gemaakt?
- Hoe hebben jullie het gemaakt?
- Hoe heeft u het gemaakt?
Het is koud.
Wat wordt het?
Kleren maken de man.
Wat doet Tony?
Nood breekt wet.
- Wat doet ze?
- Wat doet hij?
- Het is mooi weer.
- Het is mooi weer buiten.
Wat is Ken aan het doen?
- Denken doet pijn.
- Denken kwetst.
Lang niet gezien.
- Heeft u het gedaan?
- Hebben jullie het gedaan?
Dat doet pijn.
Wat heb je gedaan?
Het is koud.
Het is heet.
Heb je dat gedaan?
- Hij doet alsof.
- Zij doet alsof.
- Is het klaar?
- Is het gedaan?
Wat doet Tom?
Dat was een feit.
Goed gedaan.
Tom doet alles.
Ik heb dit gemaakt.
Wie doet dat?
Alles bij elkaar!