Translation of "Rompre" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Rompre" in a sentence and their dutch translations:

- Nous devrions rompre.
- Il faudrait rompre.

Wij zouden het moeten uitmaken.

Les habitudes sont difficiles à rompre.

Gewoontes zijn moeilijk te stoppen.

Il est en train de rompre !

Het breekt!

Et il peut se fragmenter ou se rompre,

en kan acuut scheuren of versplinteren,

Si je t'ai bien compris, tu veux rompre avec moi !

- Als ik je goed begrepen heb dan wil je het uitmaken met me!
- Als ik het goed begrepen heb wil je het uitmaken met me!

- Il va casser.
- Il va se briser.
- Ça va casser.
- Ça va se biser.
- Ça va rompre.

Het zal breken.

Et c'est reparti comme en quarante! Ils ne vont jamais s'arrêter, ces deux-là? À force de rompre et de se rabibocher, on ne sait plus où on en est.

En ze zijn terug op dreef! Zal het ooit ophouden met die twee? Ze zijn telkens aan het uit- en goedmaken dat we niet meer zo goed weten waar we aan toe zijn.