Translation of "Vont" in Dutch

- Ils vont appeler.
- Elles vont appeler.
- Ils vont téléphoner.
- Elles vont téléphoner.

- Ze gaan bellen.
- Zij gaan bellen.

- Ils vont essayer.
- Elles vont essayer.

Zij zullen proberen.

- Ils vont mourir.
- Elles vont mourir.

Ze gaan dood.

- Ils s'en vont.
- Elles s'en vont.

Ze gaan.

- Comment vont vos parents ?
- Comment vont tes parents ?
- Comment vont vos parents ?

Hoe gaat het met je ouders?

- Ils vont au stade.
- Elles vont au stade.

Ze gaan naar het stadion.

- Comment vont les affaires ?
- Comment vont les choses ?

Hoe staan de zaken?

Ils vont bien.

- Ze zijn in orde.
- Zij zijn in orde.
- Het gaat goed met ze.

Ils vont l'étrangler.

Ze gaan hem wurgen.

Ils vont voter.

Ze gaan stemmen.

Ils s'en vont.

Ze gaan.

Où vont-ils ?

Waar gaan ze heen?

- Ils vont négocier.
- Elles vont négocier.
- Ils négocieront.
- Elles négocieront.

- Ze zullen onderhandelen.
- Ze gaan onderhandelen.

- Ils vont attaquer.
- Elles vont attaquer.
- Ils attaqueront.
- Elles attaqueront.

- Ze gaan aanvallen.
- Zij gaan aanvallen.
- Ze zullen aanvallen.

Les sentiments vont disparaître.

Dat gevoel zal verdwijnen.

Elles vont bien ensemble.

Ze zijn een goed stelletje.

Où vont-ils maintenant ?

Waar gaan ze nu naar toe?

Comment vont les choses ?

- Hoe gaat het?
- Hoe gaat het ermee?
- Hoe staan de zaken?

Comment vont tes affaires ?

Hoe gaan de zaken?

Ils vont vous exécuter.

Ze gaan jullie executeren.

Ses freins vont lâcher.

Zijn remmen staan op het punt te falen.

Ils vont mieux désormais.

- Ze zijn nu beter.
- Het gaat nu beter met hen.
- Het gaat nu beter met ze.

Ils vont avec elle.

Ze gaan met haar mee.

- Je sais ce qu'ils vont faire.
- Je sais ce qu'elles vont faire.

Ik weet wat ze gaan doen.

- Ils vont rester ici plusieurs jours.
- Elles vont rester ici plusieurs jours.

Zij zullen hier een paar dagen blijven.

Lorsque les choses vont bien,

wanneer ze gaan zoals we willen,

Ils vont laisser une trace. »

zal het een indruk achterlaten."

Les requins vont-ils revenir ?

Zullen die haaien terugkomen?

- Ils vont essayer.
- Ils essayeront.

Zij zullen proberen.

- Elles vont essayer.
- Elles essayeront.

Zij zullen proberen.

Ils vont cuisiner pour vous.

- Ze gaan voor u koken.
- Ze gaan voor jullie koken.

Elles vont cuisiner pour vous.

- Ze gaan voor u koken.
- Ze gaan voor jullie koken.

Les prix vont certainement augmenter.

De prijzen zullen zeker stijgen.

Ces couleurs vont bien ensemble.

Deze kleuren passen mooi bij elkaar.

Les débats vont bon train.

- De debatten zijn levendig.
- De discussies zijn levendig.

Ces habits te vont bien.

- Deze kleding staat je goed.
- Deze kleren staan u goed.

Les jeans vont avec tout.

Jeans passen bij alles.

Ils vont faire les courses.

Ze gaan boodschappen doen.

Mes coéquipiers vont me manquer.

Ik ga mijn teamleden missen.

Les choses vont-elles mal ?

Zijn dingen slecht?

- Ils vont toujours skier en hiver.
- Elles vont toujours au ski en hiver.

Zij gaan altijd skiën in de winter.

- Il est certain qu'ils vont me manquer.
- Ils vont très certainement me manquer.

Ik zal ze zeker missen.

- Ils se correspondent.
- Ils vont bien ensemble.
- Elles vont bien ensemble.
- Elles se correspondent.

Ze passen bij elkaar.

- Les vacances d'été ne vont pas tarder.
- Les grandes vacances ne vont pas tarder.

Het is bijna zomervakantie.

- Elles vont bien.
- Ils vont bien.
- Ils sont en sécurité.
- Elles sont en sécurité.

- Ze zijn veilig.
- Zij zijn veilig.

Mais lorsque les choses vont mal,

Maar als er iets verkeerd gaat ...

vont aux femmes et à l'environnement,

specifiek naar vrouwen en milieu,

Les taux d'intérêt vont progressivement augmenter.

De intrest zal geleidelijk aan verhogen.

Elles lui vont bien les lunettes ?

Is de bril geschikt voor hem?

Ceux qui vont mourir te saluent.

Zij die zullen sterven, groeten u.

Ils vont me donner un devis.

- Ze zullen me een schatting geven.
- Ze gaan me een kostenraming geven.

Ces chaussures ne me vont plus.

Deze schoenen passen me niet meer.

Les cheveux courts te vont bien.

Je ziet er goed uit met je korte haar.

Elles vont rester ici plusieurs jours.

Zij zullen hier een paar dagen blijven.

Ils vont le retenter à nouveau.

Ze zullen het opnieuw proberen.

Ces chaussures ne me vont pas.

Deze schoenen passen niet.

Comment vont vos achats de Noël?

- Hoe gaat het met je kerstinkopen?
- Hoe gaat het met uw kerstinkopen?
- Hoe gaat het met jullie kerstinkopen?

Ils vont revenir tout de suite.

Ze zijn zo terug.

- Pourquoi est-ce que les gens vont au cinéma ?
- Pourquoi les gens vont-ils au cinéma ?

Waarom gaan mensen naar de cinema?

Autrement, elles vont tomber, et vous avec.

Anders breekt hij en val jij naar beneden.

Ils vont à l'église le dimanche matin.

- Op zondagmorgen gaan ze naar de kerk.
- Zij gaan naar de kerk op zondagochtend.

- Ils viendront.
- Elles viendront.
- Ils vont venir.

- Ze gaan komen.
- Zij gaan komen.

- Ils appelleront.
- Elles appelleront.
- Ils vont téléphoner.

- Ze zullen bellen.
- Zij zullen bellen.
- Ze gaan bellen.
- Zij gaan bellen.

- Ils vont attaquer.
- Ils attaqueront.
- Elles attaqueront.

Ze zullen aanvallen.

Pourquoi les gens vont-ils au cinéma ?

Waarom gaan mensen naar de cinema?

Ils vont faire une fête après-demain.

Overmorgen hebben ze een feest.

Les cheveux courts lui vont vraiment bien.

Die korte haren staan haar werkelijk goed.

Les enfants vont à l'école le matin.

De kinderen gaan ‘s morgens naar school.

- Ils me tueront.
- Ils vont me tuer.

Ze zullen me doden.

- Que vont-ils faire à Tom ?
- Que feront-elles à Tom ?
- Qu'est-ce qu'ils vont faire à Tom?

- Wat zullen ze met Tom doen?
- Wat gaan ze met Tom doen?

Les bénéfices vont aux sociétés des États-Unis.

De winsten gaan naar bedrijven in de Verenigde Staten van Amerika.

Les villes, les gens, l'architecture vont et viennent,

Ze zei dat steden, mensen, architectuur zullen komen en gaan,

Tes chaussures ne vont pas avec ce vêtement.

Je schoenen passen niet bij dat pak.

Certaines personnes vont à l'église le dimanche matin.

Enkele mensen gaan de zondagmorgen naar de kerk.

Tous les enfants au Japon vont à l'école.

Alle kinderen gaan naar school in Japan.

Ave, César, ceux qui vont mourir te saluent !

Heil, Caesar! Zij die gaan sterven groeten u!

Ses parents vont à l'église tous les dimanches.

Zijn ouders gaan elke zondag naar de kerk.

Ses chaussures bleues vont bien avec cette robe.

Haar blauwe schoenen passen goed bij deze jurk.

Vos chaussures ne vont pas avec ce costume.

Je schoenen passen niet bij dat pak.

Salut César, ceux qui vont mourir te saluent !

Heil, Caesar! Zij die gaan sterven groeten u!

Les chrétiens ne vont pas à la mosquée.

Christenen gaan niet naar moskeeën.

Tu penses que Tom et Mary vont gagner?

Denk je dat Tom en Mary gaan winnen?