Examples of using "Sont" in a sentence and their dutch translations:
- Ze zijn stil.
- Zij zijn stil.
Zijn ze tevreden?
- Ze lijken op elkaar.
- Zij lijken op elkaar.
- Ze zijn geweldig.
- Zij zijn geweldig.
Zijn ze nieuw?
Zij zijn uitgeput.
Zijn ze vrienden?
Wie zijn zij?
Ze zijn grappig.
- Ze zitten vast.
- Zij zitten vast.
- Ze zitten gevangen.
- Zij zitten gevangen.
Ze zijn van mij!
Ze zijn christenen.
- Ze staan buiten.
- Zij staan buiten.
- Ze staan buiten.
- Zij staan buiten.
Zij zijn buitenlanders.
Het zijn worstelaars.
Ze zijn kunstenaars.
- Zij zijn dokters.
- Zij zijn artsen.
Ze zijn piloten.
Ze is oud.
Iedereen is er.
Ze zijn geel.
Ze zijn rijk.
- Ze zijn duur.
- Zij zijn duur.
Ze zijn gewapend.
Waar zijn ze?
Ze zijn klaar.
- Ze zijn nutteloos.
- Zij zijn nutteloos.
- Ze zijn onvoorspelbaar.
- Zij zijn onvoorspelbaar.
Wij zijn een tweeling.
Ze zijn klein.
- Ze zijn geïnteresseerd.
- Zij zijn geïnteresseerd.
Ze zijn groen.
- Ze zijn uitstekend.
- Zij zijn uitstekend.
- Ze zijn anders.
- Zij zijn anders.
Zij zijn gevaarlijk.
- Het zijn neven en nichten.
- Ze zijn neven en nichten.
- Ze zijn neven.
- Het zijn neven.
Ze slapen.
Ze zijn Aziatisch.
Ze gingen weg.
Ze vielen.
Zij gaan akkoord.
Zij zijn sterk.
Deze zijn groot.
Zij zijn buren.
Wie zijn zij?
- Het zijn Russen.
- Zij zijn Russisch.
Zij zijn rood.
Zij zijn.
Zij zijn gelukkig.
- Ze lijken op elkaar.
- Zij lijken op elkaar.
Zijn ze weggegaan?
- Ze zijn kinderen.
- Zij zijn kinderen.
Zij zijn vrij.
- Ze zijn geweldig.
- Zij zijn geweldig.
Zij zijn gay.
Zijn ze Japans?
Zij zijn alleen.
- Ze zijn vegetariërs.
- Zij zijn vegetariërs.
Zij zijn onafscheidelijk.
Zijn ze groot?
Ze zijn verdrietig.
Zijn ze paars?
Ze zijn creatief.
Zijn ze gelukkig?
Ze zijn lui.
Ze zijn lelijk.
Ze zijn met velen.
Ze zijn origineel.
Ze zijn menselijk.
Ze zijn geschoold.
Ze zijn dun.
Ze zijn verbannen.
Ze zijn doodsbang.
- Ze zijn zelfvoorzienend.
- Zij zijn zelfvoorzienend.
Wie zijn zij?
Ze stonden.
Slapen ze?