Examples of using "Norwegisch" in a sentence and their dutch translations:
Ik leer Noors.
Maria leert mij Noors.
Duits, Nederlands, Noors en Engels zijn Germaanse talen.
Veel woorden in het Deens, Zweeds en Noors worden op bijna dezelfde manier geschreven, maar hebben een hele andere betekenis in een of beide buurtalen.