Examples of using "Dänisch" in a sentence and their dutch translations:
- Spreek je Deens?
- Spreekt u Deens?
- Spreken jullie Deens?
Denemarken wordt "Danmark" genoemd in het Deens.
Veel woorden in het Deens, Zweeds en Noors worden op bijna dezelfde manier geschreven, maar hebben een hele andere betekenis in een of beide buurtalen.