Translation of "Geschrieben" in Dutch

0.016 sec.

Examples of using "Geschrieben" in a sentence and their dutch translations:

- Ich habe das geschrieben.
- Das habe ich geschrieben.

Ik schreef dat.

- Du hast dieses Buch geschrieben?
- Sie haben dieses Buch geschrieben?
- Hast du dieses Buch geschrieben?
- Haben Sie dieses Buch geschrieben?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Hebt u dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?
- Hebben jullie dit boek geschreven?

- Du hast dieses Buch geschrieben?
- Hast du das Buch geschrieben?
- Hast du dieses Buch geschrieben?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?

- Du hast dieses Buch geschrieben?
- Sie haben dieses Buch geschrieben?
- Hast du dieses Buch geschrieben?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Hebt u dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?

- Das Buch hat Tom geschrieben.
- Tom hat das Buch geschrieben.

Tom heeft dat boek geschreven.

- Ich habe das nicht geschrieben.
- Das habe ich nicht geschrieben.

Ik heb dat niet geschreven.

- Hast du das Buch geschrieben?
- Hast du dieses Buch geschrieben?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?

Ist’s auf Finnisch geschrieben?

Is het in het Fins geschreven?

Ich habe Tom geschrieben.

Ik heb Tom geschreven.

Was hat Tom geschrieben?

Wat schreef Tom?

- Dieses Buch ist auf Englisch geschrieben.
- Dieses Buch ist in Englisch geschrieben.

Dit boek is geschreven in het Engels.

- Dieses Buch ist in Französisch geschrieben.
- Das Buch ist in Französisch geschrieben.

Dat boek is geschreven in het Frans.

- Hast du jemals ein Buch geschrieben?
- Hast du schon einmal ein Buch geschrieben?
- Haben Sie schon einmal ein Buch geschrieben?

Heeft u wel eens een boek geschreven?

Wer hat den Brief geschrieben?

Wie heeft de brief geschreven?

Er hat zwei Bücher geschrieben.

Hij heeft twee boeken geschreven.

Wer hat diesen Brief geschrieben?

Wie heeft deze brief geschreven?

Ihr Name war falsch geschrieben.

Haar naam was verkeerd gespeld.

Ihr Name wurde falsch geschrieben.

- Haar naam was fout gespeld.
- Haar naam was verkeerd gespeld.

Wer hat die Bibel geschrieben?

Wie heeft de Bijbel geschreven?

Haben Sie dieses Buch geschrieben?

Hebt u dit boek geschreven?

Wer hat dieses Gedicht geschrieben?

Wie schreef dit gedicht?

Wer hat einen Brief geschrieben?

Wie heeft een brief geschreven?

Tom hat zwei Bücher geschrieben.

- Tom heeft twee boeken geschreven.
- Tom schreef twee boeken.

Ich habe tausend Sätze geschrieben!

- Ik schreef duizend zinnen!
- Ik heb duizend zinnen geschreven!

Wer hat dieses Buch geschrieben?

- Wie heeft dit boek geschreven?
- Wie schreef dit boek?

Sie hat viele Gedichte geschrieben.

Ze schreef veel gedichten.

Emily hat den Satz geschrieben.

- Emily schreef de zin.
- Emily heeft de zin geschreven.

Sie hat mehrere Bücher geschrieben.

Ze heeft verschillende boeken geschreven.

Er hat einen Brief geschrieben.

Hij heeft een brief geschreven.

Ich habe das nicht geschrieben.

Ik heb dit niet geschreven.

Sie hat einen Brief geschrieben.

Zij heeft een brief geschreven.

Tom hat früher Lieder geschrieben.

Tom schreef vroeger liedjes.

Tom hat das Buch geschrieben.

Tom heeft dat boek geschreven.

Hast du dieses Buch geschrieben?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?

- Ich habe gestern Abend drei Briefe geschrieben.
- Gestern Abend habe ich drei Briefe geschrieben.

Gisteravond heb ik drie brieven geschreven.

- Weißt du, wer das Buch geschrieben hat?
- Wissen Sie, wer dieses Buch geschrieben hat?

Weet gij wie dat boek geschreven heeft?

"Wer hat dieses Buch geschrieben?" "John."

"Wie heeft dit boek geschreven?" "John."

Hast du ihm keinen Brief geschrieben?

Heb je hem geen brief geschreven?

Dieses Buch ist auf Englisch geschrieben.

Dat boek is in het Engels geschreven.

Er hat weder geschrieben noch angerufen.

- Hij schreef noch telefoneerde.
- Hij heeft niet geschreven noch gebeld.
- Hij heeft niet geschreven en ook niet gebeld.

Rate mal, wer mir geschrieben hat!

Raad eens wie me heeft geschreven.

Maria hat mir einen Brief geschrieben.

Maria schreef me een brief.

Jane hat den Brief selbst geschrieben.

Jane heeft de brief zelf geschreven.

Hast du jemals ein Buch geschrieben?

Heeft u wel eens een boek geschreven?

Wer hat die beiden Briefe geschrieben?

Wie heeft die twee brieven geschreven?

Dieses Buch ist in Französisch geschrieben.

Dit boek is in het Frans geschreven.

Wer hat diese zwei Briefe geschrieben?

Wie schreef deze twee brieven?

Ich habe diesen Satz nicht geschrieben.

Ik heb deze zin niet geschreven.

Ich habe diesen Brief nicht geschrieben.

Ik heb deze brief niet geschreven.

Sie hat ein neues Buch geschrieben.

Ze heeft een nieuw boek geschreven.

Ja, er hat es schon geschrieben.

Ja, hij heeft het al geschreven.

Wie viele Sinfonien hat Beethoven geschrieben?

Hoeveel symfonieën heeft Beethoven geschreven?

Gestern hat er einen Brief geschrieben.

Gisteren heeft hij een brief geschreven.

Wurde dieser Brief von Ken geschrieben?

Was deze brief geschreven door Ken?

Wer hat diese beiden Briefe geschrieben?

- Wie schreef deze twee brieven?
- Wie heeft deze twee brieven geschreven?

Er hat gestern einen Brief geschrieben.

Gisteren heeft hij een brief geschreven.

Dieses Buch ist in Englisch geschrieben.

Dit boek is geschreven in het Engels.

Sie hat mir eine SMS geschrieben.

- Ze heeft mij een sms gestuurd.
- Ze heeft me ge-sms't.

Hast du dieses Märchen allein geschrieben?

Heb je dit sprookje alleen geschreven?