Translation of "Saisons " in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Saisons " in a sentence and their dutch translations:

Une année compte quatre saisons.

- Een jaar telt vier seizoenen.
- Een jaar heeft vier seizoenen.

Il y a quatre saisons au Japon.

In Japan zijn er vier seizoenen.

Dans ce pays il y a quatre saisons.

In dit land zijn er vier seizoenen.

Nous dévorons des saisons entières de séries en une nuit.

We kijken een heel seizoen van een serie op één avond.

Mais, au nord comme au sud, l'équilibre change selon les saisons.

Maar richting het noorden of zuiden... ...verschuift de balans met de seizoenen.

Dans notre prochain cours, nous allons étudier les jours de la semaine, les mois et les saisons.

- In de volgende les gaan we de dagen van de week studeren, de maanden en de jaargetijden.
- In de volgende les gaan we de dagen van de week, de maanden en de seizoenen studeren.