Examples of using "Quatre" in a sentence and their dutch translations:
4
4
Ik ben vierentachtig jaar oud.
Vier vragen.
Zij ging vlug de trap op.
Ik heb vier kinderen.
Vier mannen zingen.
- Twee plus twee is vier.
- Twee plus twee is gelijk aan vier.
Een etmaal duurt achtenzestigduizend vierhonderd seconden.
Twee plus twee is vier.
Vandaag word ik vier jaar.
Ze heeft er vier.
Ge hebt vier honden.
Het is vier uur.
Een hond heeft vier poten.
Het sneeuwde gedurende vier dagen.
Kijk! Een klavertjevier!
Ik denk dat drie of vier van deze jongens volstaan.
Een hond heeft vier poten.
Een tafel heeft vier poten.
Twee maal twee is vier.
Mijn moeder heeft vier broers.
Jorge kan vier talen spreken.
De klok slaat vier.
Twee plus twee is vier.
Zeven min vier is drie.
Hij is vierentwintig jaar oud.
- Een jaar telt vier seizoenen.
- Een jaar heeft vier seizoenen.
Tom bezocht vier landen.
Het is al 4:00!
Tot vier uur zal ik bezig zijn.
- Volgens mijn uurwerk is het vier uur.
- Volgens mijn horloge is het vier uur.
Het komt neer op vier A's.
won Harvard slechts vier keer.
Vier gezinnen kwamen om in de brand.
Hij werd tachtig jaar oud.
Hij zal rond vier uur hier zijn.
Acht gedeeld door twee is vier.
- Ik ga gewoonlijk om vier uur naar huis.
- Normaal ga ik om vier uur naar huis.
Mijn familie bestaat uit 4 gezinsleden.
Acht is het dubbele van vier.
Het is vijf voor vier.
Driehoeken hebben geen vier hoeken.
Ik heb drie broers en vier zussen.
Het regende gedurende vier dagen.
Kijk! Een klavertjevier!
Tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig, tachtig, negentig, honderd.
Vierentwintig uur op vierentwintig staat er een wacht aan het keizerlijk paleis in Tokio.
Een etmaal duurt achtenzestigduizend vierhonderd seconden.
Hij heeft mij beloofd dat hij zou komen om vier uur.
Ze lopen al langer dan vier uur.
Mijn menstruatiecyclus duurt ongeveer vier weken.
Dat boek is in vier delen ingedeeld.
Ik heb niet minder dan vier broers.