Translation of "Pratiquer" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Pratiquer" in a sentence and their dutch translations:

- Je veux m'entrainer avec toi.
- Je veux pratiquer avec toi.

- Ik wil met je oefenen.
- Ik wil met jou oefenen.

- Il m'a dit qu'il voulait pratiquer son anglais avec moi.
- Il m'a dit qu'il voulait exercer son anglais avec moi.

Hij zei tegen mij dat hij zijn Engels met me wilde oefenen.

Ainsi, pères et mères, vous voyez l'obligation indispensable que vous avez de prendre un très grand soin de vos enfants; faites leur prendre de bonnes habitudes, instruisez-les pendant qu'ils sont jeunes, élevez-les en la crainte de Dieu, portez-les à s'acquitter de leur devoir envers leur prochain, faites leur apprendre les règles de la bienséance et faites-les leur pratiquer, ne leur laissez rien passer, reprenez-les quand ils manquent, faites néanmoins que vos réprimandes n'aient aucune aigreur de peur qu'ils ne se rebutent et qu'ils n'en fassent point de profit; c'est par cette éducation que vous leur donnerez que leur naturel deviendra bon et honnête, et assurément quelques beaux esprits qu'ils puissent avoir, ils deviennent brutaux si vous les négligez en leur jeunesse.

En zo zien jullie, vaders en moeders, de onmisbare verplichting die op jullie rust om heel goed voor jullie kinderen te zorgen. Leer hun goede gewoontes, onderricht hen in hun jonge jaren, voed hen op in Gods vreze, leid hen op om hun plicht tegenover hun naaste te vervullen, leer hun de regels van het fatsoen en laat hen die in praktijk brengen, laat hen niets overslaan, wijs hen terecht als ze verzaken, maar berisp hen niet met verbittering, uit vrees dat ze u zullen afstoten en er geen nut uit zullen putten. Dankzij deze opvoeding, zullen ze een goede en eerlijke aard hebben, en hoe zachtaardig hun zielen ook mogen zijn, ze worden beslist wreed als jullie ze in hun jeugd veronachtzamen.