Translation of "Leur" in Dutch

- Demande-leur.
- Demandez-leur.

- Vraag hen.
- Vraag het aan hen.

- Demandons-leur.
- Allons leur demander.

- Laten we het hen gaan vragen.
- Laten we het hen vragen.

Leur sécurité repose désormais sur leur ouïe et leur odorat.

Nu hangt hun veiligheid af van horen en ruiken.

leur donne l'avantage sur leur proie.

...en bieden voordeel ten opzichte van hun prooi.

- Donne-le-leur.
- Donne-la-leur.

Geef het aan hen.

- Dis-leur pourquoi.
- Dites-leur pourquoi.

Vertel hun waarom.

- Ils chérissent leur propre identité, leur propre langue et leur propre héritage culturel.
- Elles chérissent leur propre identité, leur propre langue et leur propre héritage culturel.

Zij koesteren een eigen identiteit, een eigen taal en een eigen cultureel erfgoed.

Demandons-leur.

Laten we het ze vragen.

Écris-leur.

Schrijf ze.

Répondez-leur.

Geef ze antwoord.

Marquant leur territoire avec leur odeur musquée.

Ze markeren hun grenzen met hun geur.

Leur conversation tournait autour de leur voyage.

Hun gesprek ging over hun reis.

- Donne-leur de l'argent.
- Donnez-leur de l'argent.

Geef ze geld.

Contrôlent leur vie.

de controle hebben over hun leven.

Leur avantage, c'est

Want hierin slaagt het wel:

Leur inconvénient, c'est

Hierin faalt het:

Dès leur émergence,

Vanaf het moment dat ze tevoorschijn komen...

J'aime leur maison.

Ik hou van hun huis.

J'arrose leur jardin.

Ik geef hun tuin water.

Donne-la-leur.

Geef het aan hen.

C'est leur maison.

Dit is hun huis.

Préparez-en-leur.

- Maak er wat voor ze.
- Maak wat klaar voor ze.
- Maak wat klaar voor hen.

Ça leur reviendra.

Ze zullen het zich herinneren.

Dites-leur pourquoi.

Vertel hun waarom.

Leur canot chavira.

Hun kano kapseisde.

- Ils ont pris leur petit déjeuner.
- Elles ont pris leur petit déjeuner.
- Ils prenaient leur petit déjeuner.
- Elles prenaient leur petit déjeuner.

Zij hadden ontbijt.

ça remet en question leur perspective, ça change leur attitude.

hun perspectief verandert, en tevens hun houding.

- Ils prenaient leur petit déjeuner.
- Elles prenaient leur petit déjeuner.

Ze ontbeten.

- Je vais leur donner à manger.
- Je leur donnerai de quoi manger.
- Je leur donnerai à manger.
- Je leur donnerai de la nourriture.

Ik zal hun eten geven.

Et modifiez leur fin,

en het einde verandert,

Leurs espoirs, leur avenir.

hun hoop, hun toekomst.

De ressentir leur douleur.

hoe meer we hun pijn voelen.

Ont remboursé leur emprunt

betaalden hun leningen terug

Parfois depuis leur téléphone.

soms zelfs via mobiele telefoon.

leur langage corporel dit :

hun lichaamstaal zegt:

Collées à leur fourrure.

door hem vast te lijmen op hun pels.

leur réponse était généralement :

was hun antwoord meestal:

Incertains de leur rôle.

onzeker waren over hun rol.

Mais leur faire peur?

Maar ze bang maken?

Ils abandonnèrent leur pays.

Ze verlieten hun land.

Leur rencontre était inévitable.

Hun ontmoeting was onvermijdbaar.

C'est leur unique enfant.

Hij is hun enige kind.

Sadako leur a souri.

- Sadako glimlachte hen toe.
- Sadako glimlachte naar hen.

Le chien leur appartient.

De hond behoort hun toe.

Leur relation se détériore.

Hun relatie verslechtert.

Quelle est leur histoire ?

Wat is hun verhaal?

Quel est leur but ?

Wat is hun doel?

C'est leur dernier film.

Het is hun laatste film.

Leur père est japonais.

Hun vader is een Japanner.

Chanter est leur dada.

Zingen is hun ding.

Ils ont leur culture.

Ze hebben een eigen cultuur.

Il le leur révèle.

- Hij vertelt het hen.
- Hij vertelt het ze.

Donne-leur de l'argent.

Geef hen geld.

Cela a réduit leur attirance et renforcé leur maîtrise d'eux-mêmes,

Dit toomde hun verleidingen in en zorgde voor zelfcontrole,

- Je vais leur donner à manger.
- Je leur donnerai à manger.

Ik zal hun eten geven.

Les Kabyles sont fiers de leur culture et de leur langue.

De Kabylen zijn trots op hun cultuur en taal.

- Les élèves désobéirent à leur instituteur.
- Les élèves désobéirent à leur institutrice.
- Les élèves ont désobéi à leur instituteur.
- Les élèves ont désobéi à leur institutrice.

De leerlingen gehoorzaamden hun leraar niet.

Leur pouvoir, c'est leur venin puissant. Il ne faut pas s'y frotter.

Hun kracht, hun gif, is erg sterk. Niet om mee te sollen.

Le manque de muscles n'a pas entravé leur force ou leur agilité.

Hun gebrek aan spierkracht heeft hun kracht of behendigheid niet gehinderd.

- Je veux leur parler à tous.
- Je veux leur parler à toutes.

- Ik wil met ieder van hen praten.
- Ik wil ze graag allemaal spreken.

Mais leur sentiment de satisfaction serait probablement plus fort que leur surprise.

Maar hun gevoel van voldoening zou waarschijnlijk sterker zijn dan hun verbazing.

La raison de leur consommation

waarom ze het gebruiken

Cette grotte leur sert d'abri.

Ze gebruiken deze grot om in te schuilen.

Je leur dis que non.

Ik vertel hen dat het niet zo is.

Disent vouloir contrôler leur grossesse,

zeggen dat ze willen beslissen of en wanneer ze zwanger worden

Les entraînant à leur suite.

en ze erin meenemen.

Ils avaient leur propre culture.

Ze hadden een eigen cultuur.

Leur mariage a lieu demain.

- Hun huwelijk vindt morgen plaats.
- Morgen is hun huwelijk.

Il arrêta de leur parler.

Hij hield op met hen te praten.

Ils peuvent surmonter leur peur.

Ze kunnen hun angst overwinnen.

Leur maison est très moderne.

Hun huis is zeer modern.

Ils ont défendu leur pays.

Zij verdedigden hun land.

Ce livre est le leur.

Dat boek is van hen.

Je voulais leur rendre hommage.

Ik wou hen mijn waardering tonen.

Je leur dis d'étudier davantage.

Ik heb hen gezegd meer te studeren.

Nous leur rendrons bientôt visite.

We gaan ze snel bezoeken.

Il n'accepta pas leur invitation.

Hij nam hun uitnodiging niet aan.