Examples of using "Grand" in a sentence and their dutch translations:
- Het is tamelijk groot.
- Het is vrij groot.
Hoe hoog is het?
Dat is briljant.
Grote slem!
Mijn vader is groot.
Hartelijk dank.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
- Haar vader is groot.
- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.
De zon is groot.
Vrolijke verjaardag, opa.
Niet veel ruimte.
Wat een grote supermarkt!
Het is te groot.
Groot of klein?
Jij bent groot.
Met groot genoegen!
God is groot.
Ik ben lang.
Het is tamelijk groot.
Hoe groot is het?
- Dat is geweldig!
- Dat is prima!
De beer is groot.
Papa is groot.
Doe de groeten aan opa.
- Wat een groot aantal!
- Wat een grote hoeveelheid!
De man is groot.
- Is hij lang?
- Is hij groot?
Hij is groot.
- Tom is groot.
- Tom is lang.
Het is echt groot!
Doei opa!
Wat een geweldige speler!
Een grote geleerde is niet noodzakelijk een goede leraar.
Oma heeft heel veel plezier aan TV-kijken.
Heel erg bedankt!
- Heel erg bedankt!
- Hartelijk bedankt!
- Hartelijk dank!
Je bent ernstig ziek.
- Kijk eens naar dat hoge gebouw.
- Moet je dat hoge gebouw zien.
Hij is een grote jongen.
Hij is een grote lafaard.
Hartelijk dank!
Kom in groten getale!
Doe je mond wijd open.
Ik hou erg van mijn grootmoeder.
Mijn hond is groot.
- Heel erg bedankt!
- Hartelijk bedankt!
- Hartelijk dank!
- Heel hartelijk bedankt.
Wat een grote hond is dat!
Ik heb een grote hond.
Het is een groot appartement.
Ik ben groter.
Wel nu nog mooier!
Ik had erge trek.
De zon is groot.
Ik ben heel lang.
Mijn vader is groot.
Je vader is groot.
Ik had een grote maat.
De wereld is groot.
Onze winkel is groot.
Haar vader is groot.
Het is een groot land.