Translation of "L’on" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "L’on" in a sentence and their dutch translations:

Où allaient-ils ? Est-ce que l’on sait où l’on va ?

Waar gingen ze heen? Weten we waar we naartoe gaan?

Quand on ne peut pas faire ce que l’on veut, on fait ce que l’on peut.

Wanneer je niet kunt doen wat je wilt, doe je wat je kunt.

Vous connaissez la phrase, « on récolte ce que l’on sème. » Moi, j’ai semé le vent, maintenant voilà ma tempête.

Jullie kennen de uitdrukking, dat we oogsten wat we zaaien. Ik heb de wind gezaaid en hier is mijn storm.

Tout le mal vient de ce que les hommes croient que certaines situations existent où l’on peut agir sans amour envers les hommes, tandis que de telles situations n’existent pas. Envers les choses, on peut agir sans amour : on peut, sans amour, fendre le bois, battre le fer, cuire des briques ; mais dans les rapports d’homme à homme l’amour est aussi indispensable que l’est par exemple la prudence dans les rapports de l’homme avec les abeilles.

Al het kwaad komt voort uit het feit dat de mens gelooft dat er bepaalde situaties bestaan waarin men zonder naastenliefde kan handelen, terwijl dergelijke situaties niet bestaan. Ten opzichte van de dingen kunnen we ons zonder liefde gedragen: we kunnen, zonder liefde, hout splijten, ijzer slaan, bakstenen bakken, maar in relaties van mens tot mens is liefde net zo onontbeerlijk als bijvoorbeeld behoedzaamheid in de relatie tussen mens en bijen.