Examples of using "Faire" in a sentence and their dutch translations:
Laat ze!
Wat is er te doen?
Mag dat wel?
Ga wandelen!
Wil jij dit doen?
- Krijg de tering!
- Krijg de klere!
- Krijg de kanker!
- Doe je best.
- Probeer harder.
- Rot op!
- Je kan de pot op!
- Krijg wat!
- Je zou voorzichtig moeten zijn.
- Jullie zouden voorzichtig moeten zijn.
- U zou voorzichtig moeten zijn.
Ga iets doen.
Wat doen we?
Waarom eenvoudig, als ingewikkeld ook kan?
Rot op!
- Je kunt me de rug op!
- Loop naar de hel!
Wat moeten we doen?
Laat mij mijn werk doen!
maar ze zijn beter als volgt te bekijken:
Hoe wil je dat doen dan?
Wat gaan wij doen?
Waarom zou je het doen?
Laat hem het doen.
Laat haar het doen.
- Wat ga je ermee doen?
- Wat gaat u ermee doen?
- Wat gaan jullie ermee doen?
- Wat ben je daarmee van plan?
- Wat bent u daarmee van plan?
- Wat zijn jullie daarmee van plan?
Hij zou het kunnen doen.
Jullie hoeven niets anders te doen, dan op elkaar te vertrouwen.
Wat ga je vandaag doen?
- Wil je dat echt doen?
- Wil je dit echt doen?
- Wilt u dit werkelijk doen?
- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.
Laat ons wat doen!
- Alleen jij kunt het doen, maar je kunt het niet alleen doen.
- Jij alleen kunt het doen, maar je kunt het niet alleen doen.
- Ik heb veel te doen.
- Ik heb veel dingen te doen.
- Mij staat nog veel te doen.
- Ik moet een hoop werk doen.
We moeten iets doen.
Iedereen kan dat doen.
Ga naar de dokter om je recept te halen!
Ik doe het liever alleen.
- Je zou dat nu moeten doen.
- Dat zou je nu moeten doen.
Leid ons rond.
- Je zou moeten sporten.
- U zou moeten sporten.
- Jullie zouden moeten sporten.
Waarom wil je dit doen?
Wat wil je nog meer doen?
Wat kan je nog meer doen?
- Wat ben je van plan om te doen?
- Wat zijn jullie van plan te doen?
Ik hoop dat ik het kan doen.
Wat moet ik nu doen?
Er is niets dat gedaan kan worden.
Wat moet ik doen?
Wat zal ik daarna doen?
- Kan jij skiën?
- Kunt u skiën?
- Kunnen jullie skiën?
Wat wil je morgen doen?
Wil je het nog een keer doen?
- Hou je van koken?
- Houdt u van koken?
- Houden jullie van koken?
Ik zou je graag beter willen leren kennen.
Dat moet je onmiddellijk doen.
Er blijft nog veel te doen.
Waarom wil je dit doen?
- Er blijft nog veel te doen.
- Er moet nog veel gedaan worden.
Dat moet beter!
Ik weet niet meer wat ik moet doen.
- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.
Dat kun je niet maken.
- Alleen jij kunt het doen, maar je kunt het niet alleen doen.
- Jij alleen kunt het doen, maar je kunt het niet alleen doen.
- Aangenaam kennis te maken.
- Ik ben blij u te leren kennen.
- Ik ben blij je te leren kennen.
- Prettig met u kennis te maken!
Wat kunnen we doen?
Dus wat moeten we doen?
We kunnen dit, mensen.
Weer er voorzichtig mee.
Hier zou het kunnen.
We moeten opschieten.
Dat werkt hier ook.
is mijn best te doen
"Wat ik kan doen?
Wat doe je eerst?
We laten de zon zijn werk doen.
Maar ze bang maken?
Hoorns op hun kop krijgen.
Zeg mij wat ik moet doen.
Blijf erbij!
Hij zou het kunnen.
- Ik loop graag.
- Ik wandel graag.
Wat moet ik doen?
Ik weet nu niet wat te doen.
Wat doen we nu?
Iemand moet het doen.
Tom heeft het druk.
We moeten het doen!
- Rot op!
- Rot op.