Examples of using "T’en" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb roomsoesjes gekocht, maar wil je er ook een?
Denk je niet dat je een beetje te ver gaat?
Wat denk je van Japan?
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt.