Translation of "Crois" in Dutch

- Je te crois.
- Je vous crois.

Ik geloof je.

Crois-moi !

- Geloof me!
- Geloof me.

- Croyez.
- Crois.

- Geloof.
- Geloof het.

- Je ne crois pas Naomi ; je crois qu'elle ment.
- Je ne crois pas Naomi. Je crois qu'elle ment.

Ik geloof Naomi niet; ik denk dat ze liegt.

- Je te crois toujours.
- Je vous crois toujours.

Ik geloof je altijd.

- Crois-tu aux OVNIs  ?
- Crois-tu aux OVNIs ?

Geloof jij in ufo's?

- Est-ce que tu le crois ?
- Est-ce que tu le crois, lui ?
- Le crois-tu ?
- Tu le crois, toi ?

Geloof je hem?

Je crois Ken.

Ik geloof Ken.

Crois en toi.

Geloof in jezelf.

Je vous crois.

Ik geloof u.

Je te crois.

Ik geloof je.

Tu me crois ?

Gelooft gij mij?

Je crois bien !

Ik geloof het wel!

Y crois-tu ?

Geloof je het?

- Est-ce que tu le crois ?
- Le crois-tu ?

Geloof je hem?

- Crois à l'amour !
- Crois en l'amour !
- Croyez en l'amour !

Geloof in de liefde!

- Crois-tu aux extraterrestres ?
- Tu crois aux extra-terrestres ?

Geloof jij in buitenaardse wezens?

Je ne crois pas Naomi ; je crois qu'elle ment.

Ik geloof Naomi niet; ik denk dat ze liegt.

- Je le crois innocent.
- Je crois qu'il est innocent.

- Ik denk dat hij onschuldig is.
- Volgens mij is hij onschuldig.

Je ne crois pas Naomi. Je crois qu'elle ment.

Ik geloof Naomi niet; ik denk dat ze liegt.

- Crois-tu aux fantômes ?
- Est-ce que tu crois aux fantômes ?
- Tu crois aux fantômes ?

Geloof je in spoken?

- Pourtant je te crois.
- En tout cas, je te crois.
- Quelque part je te crois.

- Ergens geloof ik je wel.
- Hoe dan ook geloof ik je.
- Toch geloof ik je.
- Ik ben geneigd om je te geloven.

- Crois-tu réellement aux fantômes ?
- Crois-tu vraiment aux fantômes ?

Geloof je echt in spoken?

- Je ne te crois pas.
- Je ne vous crois pas.

Ik geloof je niet.

- Tu n'y crois même pas.
- Même toi tu n'y crois pas.
- Toi-même tu n'y crois pas.
- Tu n'y crois pas toi-même.

Dat geloof je zelf niet.

Je n'y crois pas !

Ongelooflijk.

Je te crois honnête.

Ik geloof dat je eerlijk bent.

Je crois en toi.

- Ik geloof in u.
- Ik geloof in jou.
- Ik geloof in jullie.
- Ik geloof in je.

Je crois en Dieu.

Ik geloof in God.

Je n'y crois pas.

Ik geloof dit niet.

Ne le crois pas !

- Vertrouw hem niet.
- Geloof hem niet.

Je crois aux fantômes.

- Ik geloof in spoken.
- Ik geloof inderdaad in spoken.

Crois en la justice !

Geloof in de gerechtigheid!

Crois-tu aux OVNIs  ?

Geloof jij in ufo's?

Crois-tu en moi ?

Gelooft gij mij?

- Crois-moi !
- Croyez-moi !

Geloof me!

Je crois que oui.

Ik denk van wel.

Crois-tu aux miracles ?

Geloof jij in wonderen?

Crois-tu au destin ?

Geloof je in het lot?

Crois-tu aux horoscopes ?

Geloof jij in horoscopen?

Hmm ! Oui, j'y crois.

Hmm, ja, ik denk het.

Je crois avoir compris.

- Ik geloof dat ik het heb verstaan.
- Ik geloof dat ik het heb begrepen.

Pourtant je te crois.

- Ergens geloof ik je wel.
- Hoe dan ook geloof ik je.
- Toch geloof ik je.

Crois-tu aux fantômes ?

Geloof je in geesten?

Je ne crois pas.

Ik denk het niet.

- Je ne vous crois simplement pas.
- Je ne vous crois tout simplement pas.
- Je ne te crois simplement pas.
- Je ne te crois tout simplement pas.

Ik geloof je gewoon niet.

- Je crois que son nom est Tom.
- Je crois qu'il s'appelle Tom.

Ik denk dat zijn naam Tom is.

Je crois qu'on est prêts.

En dan zijn we klaar.

Je crois que dans l’obscurité,

Ik geloof dat er in de duisternis,

Je crois qu'elle est malade.

- Ik denk dat ze ziek is.
- Ik veronderstel dat ze ziek is.

Je crois qu'il est heureux.

Ik denk dat hij gelukkig is.

Je crois qu'il est innocent.

Volgens mij is hij onschuldig.

Je crois qu'il vient ici.

Ik geloof dat hij hierheen komt.

Je ne le crois pas.

- Ik geloof het niet!
- Ik geloof hem niet.

Je crois qu'il neigera demain.

Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.

Je crois que je comprends.

- Ik denk dat ik het snap.
- Ik denk dat ik het begrijp.
- Ik geloof dat ik het begrijp.

Crois-tu au mauvais œil ?

Geloof je in het boze oog?

Je crois qu'il vient demain.

Ik denk dat hij morgen zal komen.

Crois-tu en la magie ?

Geloof je in magie?

Je crois qu'il a raison.

Volgens mij heeft hij gelijk.

Je ne le crois pas !

Ik geloof het niet!

Crois-tu réellement aux fantômes ?

Geloof jij echt dat spoken bestaan?

Je ne le crois plus.

Ik geloof hem niet meer.

Crois-tu en un dieu ?

Geloof jij in God?

Crois-tu qu'il viendra demain ?

Denk je dat hij morgen komt?

Qu’est-ce que tu crois ?

Wat geloven jullie?