Examples of using "Toi " in a sentence and their dutch translations:
Ga afkoelen!
Herinner je!
- Kalmeer je!
- Rustig.
- Kalmeer je.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Kalm aan.
- Ga afkoelen!
- Sta op.
- Word wakker!
En jij?
Ontspan je!
- Zet je verstand op scherp!
- Concentreer je!
Sta op!
Hou jezelf in bedwang.
Mamma! Schiet op!
- Goed. En jij?
- Goed. En u?
Kijk achter je!
Sam, hou op!
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Rot toch op!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
Word wakker!
Ontspan u.
- Ben je thuis?
- Bent u thuis?
- Zijn jullie thuis?
- Houd je mond.
- Hou je mond!
- Zwijg!
- Kop dicht!
- Kalmeer je!
- Ga afkoelen!
Sta op.
- En u?
- En jij?
- En jullie?
Vertaal en hou je mond!
Herinner je!
- Ga weg!
- Verdwijn!
- Wegwezen.
Sta op!
Moet ik meegaan?
Kijk achter je!
Vrede zij met u!
- Ik ben een student. En jij?
- Ik ben een student. En u?
Mag ik mij op u beroepen?
Goede reis!
Word wakker!
Heb je een pen bij je?
Kom hier, meisje, ga zitten!
Heb je veel geld bij je?
Zwijg!
Sta op!
- Kom, we beginnen eraan.
- Wegwezen!
- Kom op!
- Ga!
- Vooruit!
- Nu!
- Go!
- Voorwaarts!
- Zet je verstand op scherp!
- Concentreer je!
Ik neem nooit het vliegtuig, en jij?
Sta op!
- Wanneer gaat ge naar huis?
- Wanneer ga je naar huis?
''Mag ik met je mee?'' ''Ja, hoor!''
Als ge dat ooit nog eens doet, let op!
Mag ik een foto van je maken?
Is dit van jou?
Is uw school ver van uw huis?
Het is van jou?
Zwijg!
Ik wist dat ik op je kon rekenen.
Verwacht niet dat anderen voor jou denken.
Dit jaar heb ik gemiddeld meer punten dan jij.
Is deze hoed van jou?
Ga toch weg!
- Haast je! We hebben niet veel tijd.
- Snel! We hebben niet veel tijd.
- Ga weg!
- Verdwijn!
- Wegwezen.
Sta op!
- Kijk achter je!
- Kijk achter je.
- Ontspan u!
- Kalmeer je!
- Rustig maar.
- Schaam u!
- Schaam je!
Herinner je!
- Rustig, rustig!
- Kalmeer je!
Het gaat goed met me. En met jou?
Het gaat goed met me. En met jou?
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Onder mijn ogen uit!
- Rot toch op!
- Wegwezen!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Donder op.
- Ga toch weg!
- Wat kan ik voor u doen?
- Wat kan ik voor je doen?
- Wat kan ik voor jullie doen?
Is deze hoed van jou?
Wat kan ik voor je doen?
Ben je thuis?
Maak dat je wegkomt!
- Houd je mond.
- Hou je mond!
- Zwijg!
- Stilte!
- Wees stil!
- Kop dicht!