Examples of using "Acheté" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb het gekocht.
- Gisteren heb ik een boek gekocht.
- Gisteren kocht ik een boek.
Tom heeft wat condooms gekocht.
- Je hebt brood gekocht.
- U heeft brood gekocht.
- Jullie hebben brood gekocht.
- U kocht brood.
- Jij kocht brood.
- Jullie kochten brood.
Gisteren heb ik een boek gekocht.
- Heb je tomaten gekocht?
- Heeft u tomaten gekocht?
- Hebben jullie tomaten gekocht?
- Gisteren heb ik een boek gekocht.
- Gisteren kocht ik een boek.
- Je kocht een papegaai.
- Jullie kochten een papegaai.
Ik heb een auto gekocht.
Ik heb een horloge gekocht.
Ik kocht een boek.
Wanneer heb je hem gekocht?
Ik heb een paraplu gekocht.
Ik heb één zak gekocht.
Ik heb twee broden gekocht.
Ik kocht negen bloemen.
- Ik heb die auto gekocht.
- Ik kocht die auto.
Ik heb twee broeken gekocht.
Ik heb het al gekocht.
Ik heb een cactus gekocht.
Ik heb het gisteren gekocht.
Ik heb bananen gekocht.
- Ik heb een cadeau voor je gekocht.
- Ik heb een cadeau voor u gekocht.
- Ik heb een cadeau voor jullie gekocht.
Ik kocht een klok voor haar.
Ik heb het gekocht voor tien dollar.
- Hij heeft een vingerhoed gekocht.
- Hij heeft een vingerhoedskruid gekocht.
- Waar hebt ge die schoenen gekocht?
- Waar heeft u deze schoenen gekocht?
Hij heeft een digitale gekocht.
Waarom heb je bloemen gekocht?
Ik heb haar een polshorloge gekocht.
Wanneer heb je deze computer gekocht?
Voor wie heb je dat gekocht?
Waar heeft u deze kersen gekocht?
- Heb je een nieuwe computer?
- Hebt u een nieuwe computer?
- Hebben jullie een nieuwe computer?
Heb je een watermeloen gekocht?
Hij kocht een hoed.
Papa heeft boeken voor me gekocht.
Jij hebt kaarsen gekocht.
Ik heb een oude lamp gekocht.
Hij kocht bloemen.
Heb je tomaten gekocht?
Heb je sap gekocht?
Ik heb vers brood gekocht.
Je hebt brood gekocht.
- Maria kocht brood.
- Maria heeft brood gekocht.
U heeft brood gekocht.
Hij kocht een krant.
Gisteren heb ik een boek gekocht.
- Ik heb een rode das gekocht.
- Ik heb een rode stropdas gekocht.
Tom heeft een krant gekocht.
Mijn kinderen hebben dit voor me gekocht.
Ik heb er al drie gekocht.
Ik kocht een nieuwe auto.
Hij heeft een vingerhoedskruid gekocht.
Wat voor souvenirs heb je gekocht?
We hebben een auto gekocht.
Wat voor souvenirs heb je gekocht?
Ik heb een Nintendo DS gekocht.
Ik kocht een tiental eieren.
- Ze kocht een kip.
- Ze heeft een kip gekocht.
- Gisteren heb ik een boek gekocht.
- Gisteren kocht ik een boek.
- Ik heb een elektrische fiets gekocht.
- Ik kocht een elektrische fiets.