Examples of using "Fais" in a sentence and their dutch translations:
- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Geef acht!
- Wees voorzichtig.
- Pas nu op!
- Attentie!
- Opgepast!
- Pas op!
- Kijk uit.
Wat doe je?
Doe het morgen.
Maak jezelf vleierig.
Wees voorzichtig.
Doe dat!
- Schiet op!
- Maak voort!
Laat eens zien.
Doe het!
Kijk uit!
Laat zien!
Kijk uit.
- Kijk uit!
- Pas op!
Heb je nachtmerries?
Doe dat niet.
Wat ga ik doen?
Doe iets!
Schiet op, Tom.
Wat doe ik?
Doe een inspanning.
Tom, wees voorzichtig!
Maak je huiswerk.
- Kijk nu uit!
- Pas nu op!
Breng hem naar binnen.
Kijk uit!
Wat doe je daar?
- Ga koffiezetten.
- Maak koffie.
Doe het morgen.
Kook het water.
Vertrouw op mij.
Vereenvoudig.
Pas op, bolle!
Attentie!
Laat hem door.
Doe het zoals het je het beste lijkt.
Doe goed je best.
Wat ben je aan het doen?
Doe gewoon alsof.
Doe het snel.
Pas op, Tom!
Schrijf een samenvatting.
- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Geef acht!
- Pas op!
- Kijk uit.
- Kijk nu uit!
- Pas nu op!
Doe dat nog eens.
- Wat doe je momenteel?
- Wat doe je nu?
- Wat ben je nu aan het doen?
Doe alsof je mij bent.
- Waarom doe je dit?
- Waarom doet u dit?
- Waarom doen jullie dit?
Laat me niet lachen.
Kijk hoe ik het doe.
Ik maak maar een grapje.
- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
- Wat doe je momenteel?
- Waar ben jij mee bezig?
- Wat doe je nu?
- Wat ben je nu aan het doen?
- Wat zit je nu te doen?
- Wat bent u aan het doen?
- Waar bent u mee bezig?
- Waar zijn jullie mee bezig?
Wat je ook doet, doe je best.
- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Wees voorzichtig.
- Pas nu op!
- Attentie!
- Opgepast!
- Pas op!
- Kijk uit.
Wat doe je hier?
- Doe wat je wilt.
- Doe wat je goed lijkt.
Doe alsof je thuis bent.
Maak geen fout.
- Maak nu je huiswerk.
- Maak nu je huiswerk!
Maak er mij maar tien bij.
- Doe wat je wilt.
- Doe wat je wil.
- Doe wat ge wilt.
Doe wat lichaamsbeweging!
Ge doet mij pijn.
Vertrouw de beer!
Maak nu je huiswerk!
Vooruit, doe het!
Niet doen!
- Ik maak koffie.
- Ik ben koffie aan het maken.
Doe het zelf!
Ik help alleen maar.
Ik sport.
- Kom op, vertrouw me.
- Kom op, vertrouw me maar.
- Wat ben je aan het doen, papa?
- Vader, wat doe je?
- Ge doet mij dromen.
- Je doet me dromen.