Examples of using "Trop" in a sentence and their dutch translations:
Nu is het genoeg geweest!
- Wat lief!
- Hoe lief!
- Schattig!
Dat is te veel.
Het is te weinig en te laat.
Te laat.
Je zeurt te veel.
Je kletst te veel.
- Je praat te veel.
- Je kletst te veel.
Je leest te veel.
Dat is te duur!
Je praat te veel.
Hij drinkt te veel.
Het is te groot.
Ik was te klein.
Je zeurt te veel.
Het was me te 'kijk mij eens', veel te melodramatisch.
- Hij drinkt te veel.
- Hij zuipt te veel.
Het is te moeilijk!
Te veel geld?
Te laat.
Te duur!
Te hoog!
Te laat!
- Het is te warm.
- Het is te heet.
Hij drinkt te veel.
- Hoe schattig!
- Wat lief!
Dat is veel te gevaarlijk.
Ze praat te veel.
Laat gaan! Het is te riskant.
Je bent te vlug klaargekomen.
Je werkt te hard.
Eet niet te veel.
Ik arriveerde te vroeg.
Te weinig is net zo erg als te veel.
Ze zijn te gevaarlijk.
Ik ben te moe.
Zeg niet te veel!
Laat gaan! Het is te riskant.
Je rijdt te snel.
Je woont te ver weg.
Je rijdt te snel.
Eet niet te veel.
Het was te onwerkelijk.
dat was te simpel."
Het is te klein.
Het is te groot.
Ik arriveerde te vroeg.
- Ze praat te veel.
- Zij praat te veel.
Dat is te duur.
- Het is te gevaarlijk.
- Het is te gevaarlijk!
Dat is te duur!
Hij zuipt te veel.
Ze werken te veel.
Hij praat te veel.
Was dat te veel?
Je werkt te veel.
Nee, niet te veel.
- Jullie werken te veel!
- Jullie werken te veel.
Het is te luid.
Ik drink te veel.
Je drinkt te veel.
Ik werk te veel.
Ik was te verlegen.
Je denkt te veel.
Je praat te veel.
- Te gek!
- Goor!
- Smerig!
- Kras!
Tom werkt te veel.
Ik drink te veel!
Dit is te lang.