Examples of using "Bruders" in a sentence and their dutch translations:
Heet je broer Tom?
Mijn broers zoon is mijn neefje.
De dood van de broer was een zwaar verlies.
De dood van mijn broer heeft me veel last bezorgt.
Ik ben de naam van je broer vergeten. Hoe heet hij?
Hij is een vriend van mijn broer.