Examples of using "Name" in a sentence and their dutch translations:
Wat is je naam?
Uw naam? - Robot.
Haar echte naam is Lisa.
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Wat is uw naam?
Hoe spel je je naam?
Mijn naam is Hopkins.
Mijn naam is Yamada.
Ik heet Luis.
Mijn naam is haas.
- Mijn naam is Ivan.
- Ik heet Ivan.
Heet jij Tom?
Mijn naam is Jack.
Mijn naam is Ludwig.
Mijn naam is Yatarou.
Haar naam is Lucifera.
Mijn naam is Laurie.
Ik heet Hashimoto.
Wat is je naam?
Mijn naam is Tom.
Uw naam werd vermeld.
Mijn naam is Soundararajan.
Is dat uw naam?
Mijn naam is Henry.
Mijn naam is Jisung.
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
Ik heet John.
Je naam komt me bekend voor.
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Wat is jouw naam?
- Wat is uw naam?
Zijn naam is bekend bij iedereen.
Haar naam was verkeerd gespeld.
Brigitte is een Nederlandse naam.
- Haar naam was fout gespeld.
- Haar naam was verkeerd gespeld.
Je naam komt me bekend voor.
Jacqueline is een Franse naam.
Natasja is een Russische naam.
Yoko is een Japanse naam.
Helga is een Zweedse naam.
Ik heet ook Tom.
Mijn naam is Carolyn Cannuscio...
Ik ben je naam vergeten.
Dokter, mijn naam is Mutaz.
Karin is een Duitse naam.
- Wat is jouw volledige naam?
- Wat is uw volledige naam?
- Wat is jullie volledige naam?
Hoe spel je je naam?
Hoe spel je je naam?
Het is een Ierse naam.
Het is een Scandinavische naam.
Dat is een Griekse naam.
- Zijn naam was onbekend.
- Haar naam was onbekend.
- Hoe heet u?
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
-- hij heet Geshe Kelsang Gyatso --
De naam betekent letterlijk 'gifadem'...
Octopus vulgaris is de wetenschappelijke naam.
Wat is uw naam, meneer?
- De naam speelt geen rol.
- De naam doet niets ter zake.
Ja, mijn naam is Karen Smith.