Translation of "Construire" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Construire" in a sentence and their dutch translations:

Il faut en construire davantage.

We moeten er meer bouwen.

Quel roi a fait construire Neuschwanstein ?

Welke koning heeft Neuschwanstein laten bouwen?

Ma femme m'aide à construire les routes.

Mijn vrouw helpt me bij het bouwen van de wegen.

Je me fais construire une nouvelle maison.

Ik laat me een nieuw huis bouwen.

Tu veux construire un bonhomme de neige ?

Wil je een sneeuwpop bouwen?

Ne pourrait-on pas construire des structures nomades, démontables –

Zouden dit geen nomadische, opblaasbare structuren kunnen zijn --

On ne peut pas construire un pont en un jour.

Een brug bouw je niet in één dag.

On cherche à construire ce monde mixte humain et robotique

We proberen een mens-robotwereld te bouwen

J'ai passé du temps à construire un village avec des routes,

stak er wat tijd in, bouwde een dorpje met enkele wegen,

J'ai commencé à construire ce réseau il y a trois ans.

Ik ben drie jaar geleden begonnen met het bouwen van dit netwerk.

A eu pour but de construire une relation stable avec votre ego.

is gegaan over het bouwen van een stabiele relatie met je ego.

Notre entreprise a le projet de construire une nouvelle usine chimique en Russie.

Ons bedrijf is van plan een nieuwe chemische fabriek te bouwen in Rusland.

Il a acheté une parcelle en banlieue dans l'intention d'y construire une maison.

Hij heeft een stuk grond gekocht in de buitenwijken met de bedoeling een huis te bouwen.