Examples of using "Femme" in a sentence and their dutch translations:
Wat een vrouw!
Zij is mijn vrouw.
Wat een egoïstische vrouw!
- Wat een vrouw.
- Wat een dame.
De vrouw is mooi.
Mijn vrouw was razend.
- Je bent een vrouw.
- U bent een vrouw.
Ik heb mijn vrouw bedrogen.
Zoek de vrouw!
- Roep je vrouw.
- Bel je vrouw.
Wat een aantrekkelijke vrouw!
Ik hou van mijn vrouw.
Wat een hatelijke vrouw!
Hij verkleedde zich als vrouw.
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Vraag iedere vrouw.
Vergelijk nooit je vrouw met een andere vrouw.
De vrouw die daar zit, is zijn huidige vrouw.
De vrouw is aan het lezen.
Mijn vrouw probeert te slapen.
Ik vind die vrouw niet aardig.
Mis je je vrouw?
- Hoe gaat het met je vrouw, Tom?
- Hoe gaat het met uw vrouw, Tom?
Een oude vrouw rijdt in haar auto
Zijn vrouw is Franse.
Hoe gaat het met je vrouw?
Hoe gaat het met mijn vrouw?
- Je bent een vrouw.
- U bent een vrouw.
U bent een vrouw.
Ze is een fantastische echtgenote.
Hij trouwde met die vrouw.
Mijn vrouw is een vegetariër.
Tom bedriegt zijn vrouw.
Ik ben een vrouw.
De man kust de vrouw.
Luister naar je vrouw, Tom.
Mijn vrouw kan slecht autorijden.
Mijn vrouw is arts.
Ze is een knappe vrouw.
Deze vrouw barst van de energie.
Maria is een vrouw.
Hij verkleedde zich als vrouw.
De vrouw is mooi.
De vrouw is dik.
- Ze is vroedvrouw.
- Ze is verloskundige.
Maria is mijn vrouw.
Dit is een geweldige vrouw.
Dat is een geweldige vrouw.
Waar is de vrouw?
Zij is mijn vrouw.
Die vrouw is prachtig.
- Hij sloog zijn echtgenote.
- Hij sloeg zijn vrouw.
- Hij heeft zijn vrouw geslagen.
- Hij heeft zijn echtgenote geslagen.
Ik heb mijn vrouw bedrogen.
Hier is mijn vrouw, Minna.
De vrouw is zwanger.
Mijn vrouw is zwanger.
Is je vrouw aan de alcohol?
De vrouw spreekt Spaans.
Deze vrouw is lerares.
Ze is autodidact.
Mijn vrouw is Pools.
De man houdt van de vrouw.
- Een of andere vrouw heeft u geroepen.
- Een vrouw riep je.