Examples of using "Spouse" in a sentence and their dutch translations:
Controleren van je partner?
Zijn huwelijkspartner komt uit Algerije.
- Maria is mijn echtgenote, en ik ben haar huwelijkspartner.
- Maria is mijn vrouw, en ik ben haar huwelijkspartner.
- Tom is mijn echtgenoot, en ik ben zijn huwelijkspartner.
- Tom is mijn man, en ik ben zijn huwelijkspartner.
- Wat wil uw vrouw dat u doet dat u niet graag doet?
- Wat houdt uw vrouw ervan dat u doet wat u niet graag doet?
Het doden van je echtgenoot is een manier om een huwelijk te beƫindigen. Echter wordt het afgekeurd.