Examples of using "It's" in a sentence and their dutch translations:
Het is verschrikkelijk.
- Het is oké.
- Het is goed.
Die is kneedbaar, bewerkbaar.
Het is nutteloos!
- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk!
Het is illegaal!
Ik ben het.
- Het is klaar!
- Het is gedaan!
Het is gigantisch.
- Het is stil.
- Het is rustig.
Het is onwaarschijnlijk.
Het is ongelooflijk!
Het is koud.
- Het is gevaarlijk!
- Het is gevaarlijk.
Het is werk.
Het is koud.
Het is waar.
Het is geweldig.
- Het is leuk.
- Het is plezant.
Het is magisch.
Het is heel koud.
Het is laat.
- Het is gratis.
- 't Is gratis.
Het is verbeterd.
Dat is een geheim.
Het is geen bloed. Het is biet.
Het is hier.
Het is vreemd.
Dat is geen graffiti; het is Banksy!
Het is maandag.
Het is tijd.
Het is maandag en het is zonnig.
Het regent niet. Het sneeuwt.
Het is te groot.
Het is etenstijd.
Het is een valstrik.
Het is nu voorbij.
Het is uw beurt.
Het wordt kouder.
Eindelijk is het vrijdag.
Het is bijna zes uur.
Het is half vier.
Het is bedtijd.
- Het is 8:30.
- Het is half negen.
Het is uw beslissing.
Dat is eenvoudig, maar niet voor de hand liggend.
Het is goed, maar het is niet perfect.
- Jij bent aan de beurt.
- Jij bent.
- Het is vrij koud.
- Het is heel koud.
Akkoord!
Het is mijn leven!
Het is tijdrovend.
- Het is te gevaarlijk.
- Het is te gevaarlijk!
Een wonder!
Dat is te duur!
Kijk! Het sneeuwt!
Het is donker geworden.
Eindelijk is het vrijdag.
Het is heel romantisch!
Dat is heel romantisch!
- Het is bijna zes uur.
- Het loopt tegen zessen.
Het is een cliché, maar het is waar.
Het gaat me te boven.
Het is heet vandaag.
Het regent vandaag.
Het is waar.
Het is erg duur.
Het is een gok.
Het is bijna donker.
Het is bijna kerst.
- Het regent weer.
- Het regent weer!
- Ik ben het.
- Dat ben ik.
- Het is een val!
- Het is een valstrik!
Gedaan.