Examples of using "Her" in a sentence and their dutch translations:
- Stop haar!
- Hou haar tegen!
Haar familie beschermde haar.
Haar vrienden beschermden haar.
Ze heeft haar geld, haar gezin en haar vrienden verloren.
Zij?
Vergeet haar.
- Laat haar met rust.
- Laat haar.
Haar zoon betekende alles voor haar.
- Groet haar als ge haar ziet!
- Zeg hallo als je haar ziet.
Laat haar met rust!
Laat haar los!
Luister naar haar.
Iedereen houdt van haar.
Iedereen houdt van haar en haar familie.
Iedereen vindt haar aardig.
Ik heb haar haar woordenboek teruggegeven.
Hij gaf haar haar eerste kus.
Ze hebben haar gepakt.
Iedereen in haar klas ziet haar graag.
- Hij is haar vader.
- Hij is haar papa.
Haar vriend deed het voor haar.
Haar vrienden wachtten op haar bij de poort.
Haar vader stond haar nooit toe om met vrienden naar de stad te gaan.
- Stop haar!
- Hou haar tegen!
Vergeef haar.
Beschrijf ze.
Vertel het haar.
Red haar.
- Kus haar.
- Zoen haar.
- Haal haar.
- Pak haar.
Laat haar met rust.
Help haar!
Negeer haar.
Tenslotte schreef ik hoe ik haar miste,
Kunt ge haar onderscheiden van haar zus?
Hij is haar vriend.
Ze kamde met haar vingers haar haar.
Hij prees haar voor haar schoonheid en haar zangkunst.
Maria verborg haar gezicht in haar handen.
Maria bedekte haar gezicht met haar handen.
Ik help haar.
Ik ben haar vriend.
Niemand vindt haar leuk.
Hij heeft haar verteld dat hij niet van haar hield.
Hij hoorde haar telefoneren.
Ik heb haar herkend van zodra ik haar zag.
We kunnen u niet onderscheiden van uw jongere zus.
Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!
Ze heeft haar kinderen in de steek gelaten.
Haar uiterlijk is net zo vreemd als haar levensstijl.
We kunnen haar niet van haar jongere zus onderscheiden.
Het meisje leende haar vriendin haar nieuwe schrijfmachine uit.
Heb je haar ontmoet?
Haar verloofde gaf haar een heel grote ring.
Haar moeder heeft haar gemaakt tot wat ze is.
- Ze kunnen haar niet tegenhouden.
- Ze kunnen haar niet stoppen.
Haar vriend wachtte op haar bij de poort.
Zij bereikte haar doel.
Bel haar nu niet op.
Dit is haar huis.
Ik heb met haar gepraat.
- We zullen haar helpen.
- Wij zullen haar helpen.
Ik heb het haar niet gevraagd.
Ze heeft haar gebreken maar ik mag haar graag.
Ze is altijd gelukkig als haar kleinzoon bij haar is.