Translation of "Trainen" in English

0.003 sec.

Examples of using "Trainen" in a sentence and their english translations:

Wij trainen samen.

We train together.

Je moet blijven trainen.

You must continue to train.

Je kunt het geheugen trainen.

You can train your memory.

- Tom traint.
- Tom is aan het trainen.

Tom is training.

Ik ben met mijn vrienden aan het trainen.

- I am training with my friends.
- I'm training with my friends.

Weet je iets over het trainen van honden?

Do you know anything about training dogs?

Ze trainen ook de beste computerwetenschappers in de wereld.

They also train the best computer scientists in the world.

- Ga buiten oefenen.
- Ga buiten trainen.
- Ga buiten sporten.

Go exercise outside.

- Ik probeer elke dag minstens een uur te trainen.
- Ik probeer elke dag minstens een uur te bewegen.

I try to exercise at least an hour every day.