Translation of "Mijn" in English

- Mijn fout.
- Mijn schuld.
- Mijn eigen schuld.

- My mistake.
- My mistake!

mijn humor, mijn visie.

my humor, my perspective.

- Mijn fout.
- Mijn schuld.

- That's my fault.
- My mistake.
- It's my fault.
- It's my own fault.

Mijn huis, mijn koninkrijk.

Home sweet home.

mijn harde werk, mijn persoonlijkheid,

my hard work, my personality,

- Oh mijn God!
- Mijn God!

- Oh my God!
- Oh, my God!

- Mijn schuld.
- Mijn eigen schuld.

- My mistake.
- My bad.
- My fault.

Mijn ouders kennen mijn vriendin.

My parents know my girlfriend.

Mijn hobby is mijn aquarium.

My hobby is my aquarium.

Mijn thuis is mijn kasteel.

My home is my castle.

- Mijn ouders keuren mijn vriendin af.
- Mijn ouders vinden mijn vriendin niet goed genoeg.

My parents don't approve of my girlfriend.

Mijn naam en mijn geboorteplaats zijn niet relevant, mijn beste.

My name and my birthplace are irrelevant, my friend.

Mijn hart klopt in mijn keel.

Heart rate definitely thumping!

Mijn moeder heeft mijn bed verschoond.

My mother put clean sheets on the bed.

Mijn vader houdt van mijn moeder.

My father loves my mother.

Mijn vader repareerde mijn oude horloge.

My father repaired my old watch.

Mijn zoon kwam naar mijn kamer.

My son came to my room.

- Op mijn erewoord!
- Op mijn woord!

On my honour!

Mijn computer is mijn beste vriend.

My computer is my best friend.

- Pak mijn geweer.
- Haal mijn geweer.

Get my rifle.

Mijn kat slaapt op mijn bed.

My cat is sleeping on my bed.

Mijn moeder stierf tijdens mijn afwezigheid.

My mother died during my absence.

Mijn vader repareert mijn kapotte fiets.

My father is repairing my broken bicycle.

Mijn broers zoon is mijn neefje.

My brother's son is my nephew.

Mijn bloed bevroor in mijn aderen.

My blood froze in my veins.

Mijn vaders moeder is mijn oma.

My father's mother is my grandma.

Mijn hond heeft mijn huiswerk opgegeten.

My dog ate my homework.

- Mijn oor jeukt.
- Mijn oor kriebelt.

My ear is itching.

Mijn vader stierf voor mijn geboorte.

My father died before I was born.

Mijn zus heeft mijn kleren gestolen.

My sister stole my clothes.

- Mijn schedelhuid jeukt.
- Mijn hoofdhuid jeukt.

My scalp is very itchy.

- Bel mijn dochter.
- Roep mijn dochter.

Call my daughter.

- Bel mijn zoon.
- Roep mijn zoon.

Call my son.

- Mijn moeder heeft mijn bed verschoond.
- Mijn moeder heeft schone lakens op mijn bed gelegd.

My mother put clean sheets on the bed.

Mijn conclusie?

My conclusion?

Mijn generatie

My generation

Mijn God!

- Oh my God!
- My God!

Mijn fout.

- It's my bad.
- This is my fault.
- That's my mistake.

Mijn broers!

My brothers!

Mijn zoon!

My son!

Mijn schuld.

- My bad.
- My bad!

Mijn fout!

- My mistake.
- My bad!
- My mistake!

Mijn excuses!

- I'm sorry.
- I'm sorry!

Mijn zussen!

My sisters!

Mijn lieveling!

- My darling!
- My love!
- My precious!
- My dear!

- Je bent mijn buurman.
- Je bent mijn buurvrouw.
- U bent mijn buurman.
- U bent mijn buurvrouw.

You're my neighbor.

- De man van mijn zus is mijn schoonbroer.
- De man van mijn zus is mijn zwager.

My sister's husband is my brother-in-law.

Mijn bloementuin is kleurrijk en mijn leven is kleurrijk. Mijn bloementuin en mijn leven zijn kleurrijk.

My flower garden is colorful and my life is colorful. My flower garden and my life are colorful.

Of aan mijn baas of mijn kinderen.

or my boss or my kids.

Mijn natte kleren plakten tegen mijn lichaam.

My wet clothes clung to my body.

Hij is mijn broer, niet mijn vader.

- He is my brother, not father.
- He is my brother, not my father.

Mijn grootvader stierf kort na mijn geboorte.

My grandfather died shortly after my birth.

Mijn ouders zijn getrouwd voor mijn geboorte.

My parents have been married since before I was born.

Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.

I had my brother repair my bicycle.

Mijn zus is ouder dan mijn broer.

My sister is older than my brother.

Mijn vader mist mij en mijn moeder.

My father misses my mother and me.

- Mijn ogen doen pijn.
- Mijn ogen prikken.

My eyes smart.

Mijn tante was blij met mijn succes.

My aunt was pleased with my success.

Ik draag mijn badpak onder mijn kleren.

I'm wearing my swimsuit under my clothes.

- Mijn fles is gebroken.
- Mijn fles brak.

My bottle broke.

Mijn moeder is ouder dan mijn vader.

- Mom is older than Dad.
- My mum is older than my dad.