Translation of "Wij" in English

- Wij schreeuwen.
- Wij gillen.

We're screaming.

Wij.

We do.

- Wij beschermen je.
- Wij beschermen u.
- Wij beschermen jullie.

We're protecting you.

- Wij kennen jou.
- Wij kennen u.
- Wij kennen jullie.

We know you.

En wij? Wij bleven verder doen.

And we, we kept on going.

- Wij moeten bezuinigen.
- Wij moeten besparen.

We have to make savings.

Wij moeten weten. Wij zullen weten.

We must know. We will know.

- Wij zijn vriendinnen.
- Wij zijn vrienden.

- We're friends.
- We are friends.

Wij, wij werken en hij kijkt.

We're working here, and he's just watching.

- Wij gaan helpen.
- Wij zullen helpen.

We'll help.

- Wij zijn Hongaars.
- Wij zijn Hongaren.

We're Hungarians.

- Wij hebben schrik.
- Wij zijn bang.

- We're afraid.
- We're scared.

- Wij zijn tuiniers.
- Wij zijn tuinmannen.

We're gardeners.

- Wij helpen hem.
- Wij helpen haar.

We help her.

- Wij zijn agrariërs.
- Wij zijn boeren.

We're farmers.

wij allemaal,

all of us,

Wij zaaien.

We're planting seeds.

Wij versnelden.

We accelerated.

Wij geeuwden.

We yawned.

Wij faalden.

We failed.

Wij lezen.

We're reading.

Wij blijven.

We're staying.

Bestaan wij?

Do we exist?

Wij getuigden.

We testified.

- Wij zijn goede vrienden.
- Wij zijn boezemvriendinnen.

- We are good friends.
- We're good friends.

- Wij nemen kredietkaarten aan.
- Wij aanvaarden kredietkaarten.

We accept credit cards.

- Wij huilden samen.
- Wij hebben samen gehuild.

We cried together.

- Wij kochten brood.
- Wij hebben brood gekocht.

- We bought some bread.
- We bought bread.

- Wij haten regels.
- Wij haten de regels.

We hate the rules.

- Wij werkten samen.
- Wij hebben samen gewerkt.

We worked together.

- Wij hielpen hem.
- Wij hebben hem geholpen.

We helped him.

- Wij hielpen haar.
- Wij hebben haar geholpen.

We helped her.

- Wij dansten samen.
- Wij hebben samen gedanst.

We danced together.

- Wij helpen hen.
- Wij hebben ze geholpen.

We help them.

- Wij kunnen u beschermen.
- Wij kunnen je beschermen.
- Wij kunnen jullie beschermen.

We can protect you.

- Wij kunnen je helpen.
- Wij kunnen u helpen.

We can help you.

- Wij zijn neven en nichten.
- Wij zijn neven.

- We are cousins.
- We're cousins.

- Wij scheren het schaap.
- Wij scheren de schapen.

We are shearing the sheep.

- Wij helpen jullie uit.
- Wij helpen jou uit.

We'll help you out.

- Wij zijn vrolijke mannen.
- Wij zijn gelukkige mannen.

We're happy men.

- We schreeuwen.
- Wij schreeuwen.
- We gillen.
- Wij gillen.

We're screaming.

Wij haten onzekerheid.

We hate uncertainty.

Wij produceren het.

We produce it.

Wij praten graag.

- We enjoy talking.
- We like to talk.

Wij zijn Arabieren.

We are Arabs.

Wij dansen samen.

We dance together.

Wij zijn dokters.

- We are doctors.
- We're doctors.

Wij willen weggaan.

- We want to go.
- We want to leave.
- We're going to go.
- We're going to leave.
- We want to be off.

Wij spreken Japans.

We speak Japanese.

Wij verkopen sinaasappelsap.

We sell orange juice.

Wij leren Spaans.

We're learning Spanish.

Waar beginnen wij?

Where do we start?

Wij werken samen.

We work together.

Wij vertrokken samen.

We left together.

Wij willen Tom.

We want Tom.

Wij willen helpen.

We want to help.

Wij zullen helpen.

We'll help.

Wij kopen brood.

We buy bread.

Wij waren gelukkig.

We were happy.

Wij koken water.

We're boiling water.

Wij kwamen samen.

We came together.

Wij zijn broers.

- We are brothers.
- We're brothers.

Wij zijn zwak.

We're weak.

Wij waarderen het.

- We like it.
- We like her.
- We like him.

Wij waren samen.

We were together.

Wij zijn quitte.

- We are even.
- We're even.

Wij zijn blond.

We are blond.

Wij drinken alles.

We drink everything.

Wij haten regels.

We hate the rules.

Wij zijn vrijwilligers.

We're volunteers.

Wij geven les.

We teach.

Wij zijn mensen.

- We are people.
- We're people.

Wij verkopen schoenen.

We sell shoes.

Wij haten spinnen.

We hate spiders.

Wij maakten ontbijt.

We made breakfast.