Translation of "Kunt" in English

0.008 sec.

Examples of using "Kunt" in a sentence and their english translations:

- Kunt u machineschrijven?
- Kunt u typen?

Are you able to type?

- Kunt u stappen?
- Kunt u lopen?

Can you walk?

- Je kunt nee zeggen.
- Je kunt weigeren.

You may refuse.

- Kom als ge kunt.
- Kom als je kunt.

- Come if you can.
- Come if you can!

Je kunt het.

You can do this.

Kunt u paardrijden?

Can you ride a horse?

Kunt u autorijden?

- Can you drive a car?
- Do you know how to drive a car?

Je kunt binnenkomen.

- You can come in.
- You may enter.
- You can come in here.
- You may go in.

Je kunt het!

You can do it.

Kunt u schrijven?

Can you write?

U kunt komen.

- You can come.
- They may come.

U kunt binnenkomen.

You can enter.

Kunt gij autorijden?

- Can you drive a car?
- Can you drive?
- Do you know how to drive a car?
- Do you know how to drive?

Je kunt komen.

- You can come with me.
- You can come.
- You can come with us.

Kunt u rijden?

Can you drive?

Kunt u stappen?

Can you walk?

- U kunt komen.
- Je kunt komen.
- Jullie kunnen komen.

You can come.

- Kan je lopen?
- Kunt u stappen?
- Kunt u lopen?

Can you walk?

- Kunt ge dat herhalen?
- Kunt u dat herhalen, alstublieft?

- Could you please repeat that?
- Could you repeat that, please?
- Can you repeat that, please?

- Morgen kunt ge mij bezoeken.
- Je kunt me morgen bezoeken.

You can visit me tomorrow.

Je kunt ze eten...

And you can eat these,

Als je dát kunt,

If you're able to do that,

Kunt u dat bewijzen?

Can you prove it?

Kunt ge zondagavond komen?

Can you come on Sunday evening?

Kunt u me helpen?

Can you help me?

U kunt het, nietwaar?

You can do it, can't you?

Kunt ge hen zien?

Can you see them?

Je kunt Tom vergeten.

Forget about Tom.

Kunt ge dat herhalen?

Could you repeat that, please?

Kunt ge schaak spelen?

Can you play chess?

Kunt u dat echt?

Can you really?

Kunt u het spellen?

Can you spell it?

Kunt gij snel lopen?

Can you run fast?

Je kunt misschien helpen.

Perhaps you can help.

Kunt u dat herhalen?

Can you repeat that?

Kunt u ons helpen?

Can you help us?

Je kunt niemand vertrouwen.

You can't trust anybody.

Kunt ge mij voeren?

Can you give me a ride?

Vooruit! Gij kunt dat!

Go! You can do it!

U kunt hier parkeren.

You may park here.

Kom als je kunt.

- Come if you can.
- Come if you can!

Kunt u het openen?

Can you open it?

Je kunt niet rijden.

You can't drive.

Je kunt niets bewijzen.

You can't prove a thing.

Je kunt dit eten.

You can eat this.

Kunt u me zien?

Can you see me?

U kunt tv kijken.

You can watch television.

- Alleen jij kunt het doen, maar je kunt het niet alleen doen.
- Jij alleen kunt het doen, maar je kunt het niet alleen doen.

You alone can do it, but you can't do it alone.

- Je kunt zo'n aansteller zijn.
- Je kunt zo'n drama queen zijn.

You can be such a drama queen.

- Je kunt hier studeren.
- U kunt hier studeren.
- Jullie kunnen hier studeren.

You can study here.

- Kunt gij autorijden?
- Kunt u autorijden?
- Kan je rijden?
- Kan u rijden?

- Can you drive a car?
- Can you drive?
- Do you know how to drive a car?
- Do you know how to drive?

- Kunt u me helpen?
- Kan je me helpen?
- Kunt u mij helpen?

- Can you help me?
- Can you help me out?

- U kunt mij niet commanderen.
- U kunt me geen enkel bevel geven.

You can't give me orders.

- Kunt gij paardrijden?
- Kan jij paardrijden?
- Kun jij paardrijden?
- Kunt u paardrijden?

Can you ride a horse?

- U kunt eten wat u wilt.
- Je kunt eten wat je wilt.

You can eat whatever you like.

Je kunt het niet meer.

you can't do it anymore.

Kom op, je kunt het.

Come on, you can do this.

Je kunt hem zo eten.

And that is fine just to eat like this.

Je kunt nu beter weggaan.

You may as well leave now.

Kunt u een instrument bespelen?

Can you play any musical instruments?

Je kunt winnen of niet.

You may or may not win.

Kunt ge het laten herstellen?

Can you get it repaired?

Je kunt het gratis krijgen.

- You shall have it for nothing.
- You can have it for nothing.

Kunt ge het voorwerp beschrijven?

Can you describe the object?

"Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."

"Can you play the guitar?" "Yes, I can."