Translation of "Ook" in English

0.008 sec.

Examples of using "Ook" in a sentence and their english translations:

- Jij ook.
- U ook.
- Jullie ook.

- You too.
- Likewise.
- Same to you.

- Ik ook.
- Ik ook!

- Nor am I.
- Me too.

- U ook.
- Jullie ook.

- You too.
- Likewise.

- Ik ook.
- Insgelijks.
- Idem.
- Hetzelfde.
- Voor u ook.
- Voor u hetzelfde.
- Jij ook.
- U ook.
- Jullie ook.
- Ik ook!

Likewise.

- Insgelijks!
- Jij ook!
- U ook!

Same to you.

- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?

Will you go, too?

- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?

You too, Brutus?

Ook glibberig.

It's slippery.

ook loslaat'.

off too.’

Ik ook.

- So do I.
- Me, too.

Ik ook!

- Me, too.
- Me too.
- So am I!
- Likewise.

Jij ook.

You too.

- Ga jij ook?
- Ga je ook mee?

- Are you going, too?
- Will you go, too?

- Ben je ook Duits?
- Bent u ook Duits?
- Zijn jullie ook Duits?

Are you also German?

- Ik ben ook zenuwachtig.
- Ik ben ook nerveus.
- Ook ik ben zenuwachtig.

I'm nervous, too.

- Tom was ook zenuwachtig.
- Tom was ook nerveus.
- Tom vond het ook spannend.

Tom was nervous, too.

- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.

- I am a teacher, too.
- I'm a teacher, too.
- I, too, am a teacher.
- I'm also a teacher.

- Ik denk het ook.
- Dat denk ik ook.

- I think so, too.
- I also think so.
- I think so too.
- I think so as well.

- Ik ben ook blij.
- Ik ben ook gelukkig.

- I'm happy, too.
- I am also happy.

- Tom is ook nerveus.
- Tom is ook zenuwachtig.

Tom is nervous, too.

- Ben je ook Duits?
- Bent u ook Duits?

Are you also German?

- Hij studeert ook Chinees.
- Hij leert ook Chinees.

- He studies Chinese as well.
- He is also studying Chinese.

- Sami is ook gay.
- Ook Sami is homo.

Sami is also gay.

- Hij was ook doof.
- Ook hij was doof.

He was deaf, too.

Ja, dat ook.

Yes, they're that, too.

Maar ook concurrentie.

But she also has competition.

Maar pythons ook.

But so are pythons.

Komen zij ook?

Are they coming as well?

Ook dat nog!

As if it weren't enough already!

Ik ook niet!

- Neither am I!
- Neither do I!

Ik ook niet.

- Nor can I.
- Me neither.
- Neither am I.
- Neither do I.

Kom morgen ook!

You come tomorrow as well!

Ook jij, kind.

You as well, child.

Clowns huilen ook.

Clowns also cry.

Nooit geweest ook.

We never have been.

Jij ook, zoon!

You too, my son.

Gij ook, Brutus?

You too, Brutus?

Ik ga ook.

- I am going, too.
- I'm going, too.

U ook bedankt.

Thank you, too.

Mannen huilen ook.

- Men cry too.
- Men cry, too.

Gaan jullie ook?

Will you go, too?

- Ik ook.
- Insgelijks.

Same here.

Ik ging ook.

- I also went.
- I went, too.

Wie dan ook.

Anybody will do.

Kookt hij ook?

Is he cooking too?

Hoe dan ook.

- It's not a big deal.
- Whatever.
- It doesn't matter much.

Komt ze ook?

Is she coming, too?

Gaat u ook?

Will you go, too?

- Ik denk het ook.
- Ik denk er ook zo over.
- Dat denk ik ook.

- I think so, too.
- I also think so.

- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?
- Tevens jij, Brutus?

You too, Brutus?

- Vrouwen willen ook neuken.
- Vrouwen willen ook seks hebben.

Women want to have sex too.