Translation of "Sliepen" in English

We sliepen.

We slept.

Ze sliepen.

They were sleeping.

Zijn voeten sliepen.

His feet were asleep.

Sliepen jullie hier?

Did you sleep here?

We sliepen in dezelfde kamer.

We slept in the same room.

- Ze waren aan het slapen.
- Ze sliepen.

They were sleeping.

Als hij terug thuiskwam, sliepen de kinderen al.

When he returned home, the kids were already asleep.

- Alle kameraden sliepen.
- Alle kameraden waren in slaap.

My companions were all asleep.

Toen ik vanochtend van huis ging, sliepen Tom en Maria nog.

When I left the house this morning, Tom and Mary were still sleeping.

Het oude zomerhuis had slechts één bed, daarom sliepen we er om de beurt in.

The old cottage had only one bed, so we all took turns sleeping in it.