Translation of "Nog" in Portuguese

0.017 sec.

Examples of using "Nog" in a sentence and their portuguese translations:

- Anders nog iets?
- Nog iets anders?

Mais alguma coisa?

Nog niet.

Ainda não.

Nog steeds?

Ainda?

- Nog een keer.
- Nogmaals!
- Nog een keer!

Outra vez.

- Neem nog een kopje.
- Neem nog een kop.

- Tome outro copo.
- Pegue outro copo.
- Tome mais um copo.

- Ik ben nog in leven.
- Ik leef nog.

- Ainda estou vivo.
- Continuo vivo.
- Sigo vivo.

- Het regent nog steeds.
- Het regent nog altijd.

Continua chovendo.

- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.

Mas temos tempo.

Nog een vrouwtje.

Outra fêmea.

Weet je nog?

- Você se lembra?
- Você lembra?
- Tu te lembras?
- Vocês se lembram?
- Você está lembrado?
- Tá lembrado?

Leeft hij nog?

Ele ainda está vivo?

Slaapt Pedro nog?

- Pedro ainda dorme?
- O Pedro ainda está dormindo?

Blijf nog even.

Fique um pouco.

Leeft Tom nog?

O Tom está vivo?

Hockey je nog?

Você ainda joga hóquei?

Kijk nog eens.

- Olhe novamente.
- Olha de novo.

Controleer nog eens.

- Confira de novo.
- Verifique de novo.

Tom sliep nog.

Tom ainda estava dormindo.

Wat nog meer?

O que mais?

Nog vijftien minuten.

Mais quinze minutos.

Tot nog eens.

Até mais uma vez.

Hij slaapt nog.

Ele ainda está dormindo.

Het regent nog.

Ainda está chovendo.

Slaapt Tom nog?

O Tom ainda está dormindo?

Hoeveel haltes nog?

Quantas paradas daqui?

Ook dat nog!

Como se já não bastasse!

Kom je nog?

Você ainda vai vir?

Ik werk nog.

Eu ainda estou trabalhando.

Bestaat dat nog?

Isso ainda existe?

- Heeft u nog vragen?
- Hebben jullie verder nog vragen?

Você tem mais alguma pergunta?

- Herinner je je mij nog?
- Ken je me nog?

- Você lembra de mim?
- Você se lembra de mim?
- Lembra de mim?
- Vocês se lembram de mim?

- Hebben we nog bier?
- Hebben we nog bier over?

Nós temos mais cerveja?

- Probeer het nog eens.
- Probeer het nog een keer.

Tente mais uma vez.

- Hallo, ben je er nog?
- Hallo? Ben je er nog?
- Hallo? Bent u er nog?

- Oi? Ainda estás aí?
- Oi? Você ainda está aí?

- Ben je nog steeds thuis?
- Bent u nog steeds thuis?
- Zijn jullie nog steeds thuis?

- Vocês ainda estão em casa?
- Você ainda está em casa?

- Hij is er nog niet.
- Hij is nog niet gekomen.
- Hij is nog niet gearriveerd.

- Ainda não veio.
- Ele ainda não veio.

- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.

Ainda está claro lá fora.

- De dreumes loopt nog niet.
- De baby loopt nog niet.

O bebê ainda não está caminhando.

- Ik heb nog niet gekozen.
- Ik heb nog niet besloten.

- Ainda não me decidi.
- Ainda não decidi.
- Eu ainda não decidi.

- Zij is er nog niet.
- Ze is nog niet gekomen.

- Ainda não veio.
- Ela ainda não veio.

- Ik wil nog niet sterven.
- Ik wil nog niet doodgaan.

Não quero morrer agora.

- Ze is nog niet hier.
- Zij is er nog niet.

Ela não está aqui ainda.

- Zij is er nog niet.
- Hij is er nog niet.

- Ele ainda não veio.
- Ela ainda não veio.

- Bent u nog altijd gehuwd?
- Ben je nog altijd gehuwd?

- Você ainda é casada?
- Você ainda é casado?

- Hallo? Ben je er nog?
- Hallo? Bent u er nog?

- Oi? Ainda estás aí?
- Oi? Você ainda está aí?

- Ik ben nog aan het eten.
- Ik eet nog steeds.

- Eu ainda estou comendo.
- Ainda estou comendo.

- Heeft hij nog steeds koorts?
- Heeft hij nog altijd koorts?

Ele ainda tem febre?

- Hij is er nog niet.
- Hij is nog niet gearriveerd.

- Ainda não veio.
- Ele ainda não veio.

- Ik kan nog niet sterven.
- Ik kan nog niet doodgaan.

Não posso morrer ainda.

- Tom is nog niet teruggekomen.
- Tom is nog niet terug.

Tom ainda não voltou.

- Ben je nog bezig?
- Heb je het nog steeds druk?

Você ainda está ocupado?

- Doe het nog een keer!
- Herhaal!
- Doe het nog eens!

Repita!

- Jim is nog niet aangekomen.
- Jim is er nog niet.

Jim ainda não chegou.

- Dit is nog niks.
- Dit is nog maar het begin.

- Você não viu nada ainda.
- Você ainda não viu nada.

- Waarom ben je er nog?
- Waarom zijn jullie nog steeds hier?
- Waarom bent u nog steeds hier?
- Waarom ben je nog steeds hier?

Por que você ainda está aqui?

Hij leeft nog, kijk.

Ainda está vivo, veja.

Nu de antistoffen nog.

Agora, encontrar o antídoto.

Zelfs nu nog poëzie.

poesia até hoje.

Doe dat nog eens.

Faz outra vez!

Regent het nog steeds?

- Ainda está chovendo?
- Ainda chove?

Je bent nog jong.

Você ainda é jovem.

Probeer het nog eens.

Tente mais uma vez.

Nog een keer alstublieft.

- Uma vez mais, por favor.
- Mais uma vez, por favor.

Ze is nog minderjarig.

Ela ainda é menor de idade.

Werkt Tom hier nog?

Tom ainda trabalha aqui?

Hij is nog minderjarig.

Ele é ainda menor de idade.

Ik ben nog jong.

Sou ainda jovem.

Speel je nog golf?

Você ainda joga golfe?

Er is nog tijd.

Ainda há tempo.

Leeft zij nog steeds?

Ela ainda está viva?

Neem er nog een.

- Tome outro.
- Tome outra.
- Toma outro.
- Toma outra.
- Tomem outro.
- Tomem outra.

Denk nog eens na.

- Pense de novo.
- Pensa de novo.

Wacht nog een beetje.

- Espere mais um pouquinho.
- Espera mais um pouquinho.
- Esperem mais um pouquinho.

Nog een biertje alsjeblieft.

Outra cerveja, por favor.

Het sneeuwt nog steeds.

Ainda está nevando.

Maar hij leeft nog?

- Mas ainda está vivo?
- Mas ele ainda está vivo?

Tom golft nog, nietwaar?

- Tom ainda joga golfe, não é?
- Tom ainda joga golfe, não joga?

Is er nog suiker?

Tem açúcar?

Ze zijn nog jong.

- Eles ainda são jovens.
- Elas ainda são jovens.

Heeft ze nog koorts?

Ela ainda tem febre?

Zeg dat nog eens.

Repita.