Translation of "Kinderen" in English

0.009 sec.

Examples of using "Kinderen" in a sentence and their english translations:

- Heeft u kinderen?
- Hebben jullie kinderen?
- Heb je kinderen?

- Do you have any children?
- Do you have children?
- Do you have kids?

- Heeft u kinderen?
- Hebben jullie kinderen?

- Do you have any children?
- Do you have children?
- Do you have kids?
- Do you have any kids?

- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.

You are children.

- Ze zijn kinderen.
- Zij zijn kinderen.

They're kids.

- Heeft u kinderen?
- Heeft hij kinderen?

- Do you have any children?
- Do you have children?
- Do you have kids?

Onze kinderen,

Our children,

Kinderen, luister!

- Kids, listen!
- Children, listen!

- Vinden kinderen jou aardig?
- Mogen kinderen jou?

Do kids like you?

- Waar zijn uw kinderen?
- Waar zijn jouw kinderen?
- Waar zijn jullie kinderen?

- Where are your kids?
- Where are your children?

- Neem uw kinderen mee.
- Laat uw kinderen meekomen.
- Breng je kinderen mee.

Bring your children along.

- Waar zijn uw kinderen?
- Waar zijn jullie kinderen?
- Waar zijn je kinderen?

- Where are your kids?
- Where are your children?

- Zijn dat jouw kinderen?
- Zijn dat uw kinderen?
- Zijn dat jullie kinderen?

- Are those your kids?
- Are those your children?

- Wij hebben twee kinderen.
- We hebben twee kinderen.

- We have two kids.
- We have two children.

- We waren toen kinderen.
- Toen waren we kinderen.

We were children at that time.

- Ze heeft twintig kinderen.
- Zij heeft twintig kinderen.

She has twenty children.

- Neem uw kinderen mee.
- Breng je kinderen mee.

Bring your children along.

- Veel kinderen, veel handen.
- Meer kinderen, meer handen.

More kids, more hands.

- We hebben drie kinderen.
- Wij hebben drie kinderen.

- We have three children.
- We have three kids.

- Zij houdt van kinderen.
- Ze houdt van kinderen.

She loves children.

- Hoeveel kinderen hebt gij?
- Hoeveel kinderen heb je?

- How many children do you have?
- How many kids do you have?

- Denk aan uw kinderen!
- Denk aan jullie kinderen!

- Think about your children!
- Think about your children.

kinderen leren lezen?

teaching kids to read?

Of kinderen opvoeden

or raise a family

Heeft hij kinderen?

- Does he have any children?
- Has he any children?

Kinderen willen vruchtensap.

Children want fruit juice.

De kinderen slapen.

- The kids are asleep.
- The kids are sleeping.

Kinderen moeten spelen.

Children need to play.

Kinderen zijn wreed.

Kids are cruel.

Ik wil kinderen.

I want children.

Jullie zijn kinderen.

You are children.

Alle kinderen zitten.

All of the children are sitting.

Ze heeft kinderen.

She has children.

Heb je kinderen?

- Do you have any children?
- Do you have children?
- Do you have kids?
- Do you have any kids?
- Do you have any sons?

Tom heeft kinderen.

- Tom has children.
- Tom has kids.

Heeft u kinderen?

- Do you have any children?
- Do you have children?
- Do you have kids?

Wees ambitieus, kinderen.

Be ambitious, children.

Heeft Tom kinderen?

Does Tom have children?

Zijn er kinderen?

Are there kids?

Tom haat kinderen.

Tom hates children.

De kinderen rennen.

The children are running.

Hebben jullie kinderen?

- Do you have any children?
- Do you have any kids?

Hij heeft kinderen.

He has kids.

- Kinderen hebben liefde nodig.
- Kinderen hebben behoefte aan liefde.

- Children need loving.
- Children need love.

- Lach de kinderen niet uit.
- Lach geen kinderen uit.

Don't make fun of children.

- Ik hou van kinderen.
- Ik ben dol op kinderen.

I love kids.

- Veel kinderen dragen een spijkerbroek.
- Vele kinderen dragen jeans.

A lot of kids wear jeans.

- De kinderen genoten ervan.
- De kinderen hebben ervan genoten.

The children enjoyed it.

- Kinderen houden veel van koeken.
- Kinderen zijn dol op gebak.

- Children are fond of cake.
- Children love cakes.

- Mary kan geen kinderen baren.
- Mary kan geen kinderen krijgen.

- Mary can't have children.
- Mary cannot have children.

Zowel kinderen als volwassenen,

kids and adults alike,

...hebben de meeste kinderen.

are the ones with more children as well.

Mannen, vrouwen, kinderen, ouderen --

men, women, children, elderly --

Kinderen spelen met speelgoed.

Children play with toys.