Translation of "Alejó" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Alejó" in a sentence and their dutch translations:

Enojado, él se alejó rápidamente.

Geërgerd beende hij weg.

El mundo no me alejó, me acercó.

De wereld duwde mij niet van zich af ze trok me dichter naar zich toe.

- El perro se alejó.
- El perro huyó.

- De hond ging weg.
- De hond liep weg.

Marco se alejó, pero regresó poco después.

Marco ging weg, maar kwam kort daarna terug.

Soltó las conchas restantes y se alejó deprisa.

...laat ze de schelpen vallen... ...en schiet ze weg.

Su búsqueda lo alejó de la protección de la guardería

Zijn zoektocht heeft hem weggeleid van de bescherming van de crèche...

Y luego giró y se alejó deprisa con mucho miedo.

En dan keert het zich om en is erg bang.