Examples of using "прошлое" in a sentence and their dutch translations:
Voorbij is voorbij.
Voorbij is voorbij.
Het is iets van het verleden.
Het verleden komt nooit terug.
Wat heb je afgelopen zondag gedaan?
Soms lezen we om het verleden te begrijpen.
Jouw verleden kan me niets schelen.
Wat heb je afgelopen zondag gedaan?
Wat heb je afgelopen zondag gedaan?
Laat het verleden achter je en ga door.
Wat heb je vorig jaar met kerst gedaan?
Als humanist geloof ik dat het verleden voorbij is.
Afgelopen zondag ben ik naar het park gegaan.
Ik heb Tom een cadeautje gekocht afgelopen Kerstmis.
Afgelopen zondag lag Tom ziek op bed.
Laat het verleden achter je en zorg je maar voor het heden.
Tom was de afgelopen zondag niet in de kerk.
Ik zal hem vragen waar hij vorige zondag naartoe gegaan is.
Als ik terugkijk op mijn leven, realiseer ik me hoeveel tijd ik verspeeld heb.
Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
Ik wou dat ik terug in de tijd kon gaan.