Translation of "Vêtement" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Vêtement" in a sentence and their dutch translations:

Elle porte un vêtement vert.

- Ze draagt een groen gewaad.
- Ze heeft een groen gewaad aan.

J'ai fait ce vêtement moi-même.

Ik heb dit kledingstuk zelf gemaakt.

Je ne porte aucun sous-vêtement.

Ik draag helemaal geen onderbroek.

Ce vêtement-ci te va bien.

Deze kleding staat je goed.

Tes chaussures ne vont pas avec ce vêtement.

Je schoenen passen niet bij dat pak.

Je veux choisir un vêtement dont je n'ai pas trop besoin.

Ik wil een kledingstuk kiezen... ...dat ik wel kwijt kan.

- Maman a confectionné un nouveau vêtement.
- Ma mère a confectionné de nouveaux vêtements.

Mijn moeder heeft nieuwe kleren gemaakt.

«Nous n'accordons pas de remises» dit la femme avec sévérité, «même la plus petite. Maintenant retirez le vêtement si vous n'avez pas les moyens de vous le payer.»

"We geven geen kortingen," zei de vrouw streng, "ongeacht hoe klein. En wilt u nu alstublieft het pak uittrekken als u het zich niet kunt veroorloven?"