Examples of using "Confectionné" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb koekjes gemaakt.
- Ik maakte koekjes.
Zij heeft koekjes gebakken.
Mijn moeder heeft nieuwe kleren gemaakt.
Ik weet niet wie de taart heeft gemaakt.
Hij maakte een boekenplank voor haar.
Zij maakte de pop voor mij.
Ze heeft brood gebakken.
Ik heb het zelf gemaakt.
Wie heeft dit gebak gemaakt?
- Wat heb je gedaan?
- Wat hebben jullie gemaakt?
Hij heeft het hele verhaal uit zijn duim gezogen.
Zij heeft een taart gebakken.
Ze heeft het avondeten zelf gekookt.
Zij heeft een appeltaart gebakken.
- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.
Hij maakte een boekenplank voor haar.
Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.
- Ze bakte brood.
- Ze heeft brood gebakken.
Deze kaas is gemaakt van geitenmelk.