Examples of using "Prononcer" in a sentence and their dutch translations:
Kan iemand dit woord uitspreken?
Hij moet een toespraak houden tijdens het feest.
- Weet jij hoe je dit woord moet uitspreken?
- Weet u hoe dit woord uitgesproken dient te worden?
Maar het echte woord zeggen voelde nog slechter aan.
Kan iemand dit woord uitspreken?
Ik kan jou niet vertellen hoe je het woord moet uitspreken.
Zij was zo bang dat ze geen woord kon uitbrengen.
- Hoe spreek je je voornaam uit?
- Hoe wordt je voornaam uitgesproken?
en het kostte me vele jaren om dát alleen al te kunnen zeggen.
Sommige Duitse woorden zijn uiterst moeilijk uit te spreken voor Engelstalige sprekers, bij voorbeeld: "Streichholzschächtelchen."
Een militaire rechtbank weigerde een vonnis uit te spreken, dus ging zijn zaak naar de kamer van peers.
Het is een feit: niet alleen mensen spreken op de wereld. Ook sommige vogels, en vooral papegaaien, slagen erin woorden uit te spreken en nu en dan mondeling met een mens contact te leggen.