Examples of using "Qui" in a sentence and their dutch translations:
Wie?
- Wie is er aan het winnen?
- Wie staat er voor?
Wie lacht er?
Op wie wacht je?
Wie, ik?
Wie betaalt er?
Wie schreeuwt er?
Wie wint er?
Wie juichte er?
- Wie verwacht je?
- Op wie wacht ge?
- Op wie wacht je?
Wie lacht er?
- Wie bent u?
- Wie zijt gij?
- Wie zijn jullie?
- Wie ben jij?
Wie lacht nu?
Wie heeft het gebouwd?
Wie?
- Wie onderwijst je?
- Wie onderwijst u?
- Wie onderwijst jullie?
Wie is dat?
- Wie verwacht je?
- Op wie wacht je?
Wie is dat?
- Wie heeft er baat bij?
- Wie profiteert ervan?
Wie weet dat?
Wie verkoopt dit?
Wie wil het?
Wie is dat?
- Wie heeft er gebeld?
- Wie belde er?
Wie zijn zij?
Wie heeft het schoongemaakt?
Wie heeft jou ingehuurd?
Wie heb je ontmoet?
Wie heb je ontmoet?
- Wie heeft je gestuurd?
- Wie heeft u gestuurd?
- Wie heeft jullie gestuurd?
- Wie bent u?
- Wie zijn jullie?
Wie heeft jullie geslagen?
Wie komt er met mij mee?
Wie komt er met mij mee?
Wie is hij?
Wie is hij?
Wie is de baas?
- Wie won er?
- Wie heeft gewonnen?
Wie bent u?
- Wie is er gekomen?
- Wie kwam?
- Wie was gekomen?
Wie zijn zij?
- Wie is in de war?
- Wie is verward?
Wie is zij?
Op wie wacht je?
- Wie zoekt, zal vinden.
- Wie zoekt, die vindt.
Wie is er verdwenen?
- Wie beschermde je?
- Wie beschermde u?
- Wie beschermden jullie?
Wie is Emily?
Wie was hij?
Wie is Pedro?
Wie spreekt er?
Wie ben ik?
Wie ben je?
- Wie hielp u?
- Wie hielp jullie?
Wie verkoopt dit?
Wie zal gaan?
Wie zijn zij?
Wie juichte er?
- Wie is hij?
- Wie is zij?
- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?
Wie heeft je dat gezegd?
die zeggen wie wat doet ten op zichte van wie in een zin.
Wie heeft je dat gezegd?
Wie is de volgende?
Met wie ben je aan het praten?
Wie, ik?
Wie staat er voor?
- Wie leest er?
- Wie is er aan het lezen?
Wie is de baas?
- Wie is er gestopt?
- Wie heeft er ontslag genomen?
Wie weet?
Wie gaat me helpen?
Wie neuriet?
- Wie koopt er?
- Wie koopt?
Wie, ik?