Examples of using "Doit" in a sentence and their dutch translations:
Een mens moet werken.
Sami moet plassen.
Ze moet daarnaartoe.
Alles zal moeten veranderen
Hij moet handelen.
Hij moet dood.
Hij moet van je houden.
Het experiment moet beginnen.
Hij moet komen.
- De mens moet werken.
- Een mens moet werken.
Tom moet blijven.
Alles moet weg!
Elk moet werken.
Dat moet veranderen.
Tom moet werken!
Sami moet plassen.
Hij moet oefenen.
Hij moet terugkomen.
Ze moet terugkomen.
Om mee te nemen?
Laten we naar de andere kant gaan.
We moeten de helikopter inschakelen.
Hij moet oppassen.
moet er een als eerste omvallen,
Tom moet ervandoor.
Het moet morgen gaan sneeuwen.
Iemand moet het doen.
Hij moet onmiddellijk komen.
Een mens moet werken.
Hij moet de klok herstellen.
- Hij is veel geld schuldig.
- Hij is veel geld verschuldigd.
- Zij is veel geld schuldig.
- Zij is veel geld verschuldigd.
- De instelling moet beschermd worden.
- De apparatuur moet worden beschermd.
- Tom moet moe zijn.
- Tom zal wel moe zijn.
De koningin moet sterven.
Hij moet hier zijn.
- Hij moet beleefd zijn!
- Hij moet beleefd blijven!
- Hij moet kalm worden.
- Hij moet zich beheersen.
- Ze moet kalm worden.
- Zij moet kalm worden.
- Ze moet zich beheersen.
- Zij moet zich beheersen.
- Tom moet heel fier zijn.
- Tom moet zeer trots zijn.
- Tom moet erg trots zijn.
Iedereen moet het weten.
Dus we moeten voorzichtig zijn.
Ik moet beneden zien te komen.
Dus, welk signaal moeten we nu maken?
Hij moet ervoor gaan.
Hij moet zijn energie sparen.
De garnaal moet oppassen.
De lichtniveaus moeten precies juist zijn.
dus we moeten opschieten.
Jim moet onmiddellijk naar het ziekenhuis worden gebracht.
Tom zou rond het middaguur moeten komen.
Men moet de regels in acht nemen.
Een man moet eerlijk zijn.
- Het budget moet in evenwicht zijn.
- De begroting moet in evenwicht zijn.
Hij moet mijn raad opvolgen.
Dat moet een fout zijn.
Hij is me veel geld schuldig.
Tom moet voorzichtiger zijn.
Het hemd moet worden gestreken.
Nick is mij tien dollar verschuldigd.
Nu en dan moet je een oogje dichtdoen.
Hij mag niet eten.
- Dit shirt moet gestreken worden.
- Dit hemd moet gestreken worden.
De meting moet exact zijn.
Zal de politie komen?
Dat is waarschijnlijk toeval.