Translation of "Winnen" in Portuguese

0.010 sec.

Examples of using "Winnen" in a sentence and their portuguese translations:

- We zullen winnen.
- We winnen wel.

- Venceremos.
- Nós venceremos.

Ik wil winnen.

- Eu quero ganhar.
- Quero vencer.

Hij zal winnen.

Ele vencerá.

We moeten winnen.

- Temos de vencer.
- Temos que vencer.

Ik zal winnen.

Vou vencer.

Ik kan winnen.

Eu posso ganhar.

Bill gaat winnen, nietwaar?

Bill vai ganhar, não é?

Welk team zal winnen?

- Qual time vai ganhar?
- Qual time vai vencer?

Ik wil gewoon winnen.

Só quero ganhar.

Je kunt winnen of niet.

- Você pode ou não ganhar.
- Vocês podem ou não ganhar.

We zijn aan het winnen.

- Nós estamos ganhando.
- Nós estamos vencendo.

Wie zal het WK winnen?

Quem ganhará a Copa do Mundo?

We kunnen deze oorlog winnen.

- Podemos vencer essa guerra.
- Nós podemos vencer esta guerra.

Tom is aan het winnen.

Tom está ganhando.

Onze ploeg is aan het winnen.

Nosso time está ganhando.

Welk team zal de wedstrijd winnen?

Que time vai ganhar o jogo.

Je kunt niet iedere keer winnen.

Você não pode ganhar toda vez.

Nu moeten we winnen of sterven.

Agora devemos vencer ou morrer.

Niet winnen is belangrijk, maar deelnemen.

O mais importante não é ganhar, senão participar.

Beter weinig winnen dan veel verliezen.

Melhor ganhar pouco do que perder muito.

Tom verwacht de prijs te winnen.

Tom espera ganhar o prêmio.

Tom wist dat ik ging winnen.

O Tom sabia que eu ia ganhar.

- Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
- Hebt gij gezegd dat ik nooit kon winnen?
- Hebt u gezegd dat ik nooit kon winnen?

Você disse que eu nunca poderia ganhar?

- Wie denk je dat het toernooi gaat winnen?
- Wie denk je dat het toernooi zal winnen?

Quem você acha que vai ganhar o torneio?

- Tom is aan het winnen.
- Tom wint.

- Tom está vencendo.
- Tom está ganhando.

- Je won.
- Je was aan het winnen.

Você estava ganhando.

- Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
- Hebt gij gezegd dat ik nooit kon winnen?

Você disse que eu nunca poderia ganhar?

Niet winnen, deze keer hebben ze ons betrapt!

não vamos ganhar este, eles nos pegaram desta vez!

Hij zal waarschijnlijk winnen bij de volgende verkiezingen.

Ele provavelmente vai ganhar a próxima eleição.

Ik weet zeker dat ons team zal winnen.

- Tenho certeza que nosso time irá vencer.
- Tenho certeza de que nossa equipe vai ganhar.

Je hebt weinig te winnen en veel te verliezen.

Você tem pouco a ganhar e muito a perder.

Ik weet zeker dat hij de tenniswedstrijd zal winnen.

Estou certo de que ele ganhará a partida de tênis.

- Wie is er aan het winnen?
- Wie staat er voor?

- Quem está ganhando?
- Quem está vencendo?

Het is onmogelijk te winnen zonder dat een ander verliest.

Ninguém pode ganhar sem que outro perca.

Het belangrijkste bij de Olympische Spelen is niet winnen maar meedoen.

A coisa mais importante nos Jogos Olímpicos não é vencer, mas participar.

Zelfs een goede computer kan van u niet winnen met schaak.

- Nem um bom computador pode te vencer no xadrez.
- Nem mesmo um bom computador pode ganhar de você no xadrez.

Ik had nooit kunnen dromen dat ik de eerste prijs zou winnen.

Nunca sonhei que ganharia o primeiro prêmio.

Het is mogelijk elke veldslag te winnen en toch de oorlog te verliezen.

É possível vencer todas as batalhas, mas ainda perder a guerra.