Translation of "Praatten" in German

Ze praatten.

Sie unterhielten sich.

We praatten verder.

Wir unterhielten uns weiter.

Ze praatten allemaal.

- Sie redeten alle.
- Sie haben alle geredet.

De meisjes praatten over astronomie.

Die Mädchen unterhielten sich über Astronomie.

We praatten over poëzie en literatuur.

- Wir redeten über Poesie und Literatur.
- Wir sprachen über Poesie und Literatur.

Terwijl ze zachtjes praatten over hun dromen,

und erzählten vorsichtig von ihren Träumen,

- We spraken.
- We praatten.
- We hebben gepraat.

Wir haben uns unterhalten.

- Ze hebben allemaal gesproken.
- Ze praatten allemaal.

- Sie redeten alle.
- Sie haben alle geredet.

Meneer Long en meneer Smith praatten met elkaar.

Herr Long und Herr Smith sprachen miteinander.

Wij praatten zachtjes zodat de baby niet wakker zou worden.

- Wir unterhielten uns leise, um den Säugling nicht zu wecken.
- Wir redeten leise, um das Baby nicht zu wecken.

Omdat zij Chinees praatten begreep ik niets van wat zij zeiden.

Weil sie Chinesisch sprachen, verstand ich nichts von dem, was sie sagten.

De boomgaard, wiens prachtige vegende takken met fruit naar de grond hingen, bleek zo heerlijk dat de kleine meiden er de hele middag in doorbrachten. Ze zaten in een grasveldje waar het groen de vorst bespaard was gebleven en de zachte, warme najaarszon aanhoudend scheen en aten appels en praatten zo luid als ze konden.

Der Obstgarten mit seinen großen, breiten Ästen, die sich früchteschwer zum Boden neigten, bereitete den Mädchen eine solche Freude, dass sie fast den ganzen Nachmittag dort verbrachten; sie saßen in einer grasbewachsenen Ecke, wo der Frost das Grün verschont hatte und der sanfte herbstliche Sonnenschein warm verweilte, aßen Äpfel und redeten, soviel sie konnten.