Translation of "Elkaar" in Portuguese

0.008 sec.

Examples of using "Elkaar" in a sentence and their portuguese translations:

- We hebben elkaar gekust.
- We kusten elkaar.

- A gente se beijou.
- Nós nos beijamos.
- Nós beijamos um ao outro.
- Beijamo-nos.

Ze waarschuwen elkaar.

Eles dão o alerta.

We kussen elkaar.

Nós beijamos um ao outro.

Kom bij elkaar.

Juntem-se.

Kennen we elkaar?

- Nós nos conhecemos?
- A gente se conhece?
- Já nos conhecemos?

Ze hielpen elkaar.

- Eles se ajudam mutuamente.
- Elas se ajudam mutuamente.
- Eles se ajudaram.

Kennen jullie elkaar?

Vocês se conhecem?

Ze haatten elkaar.

- Eles se odiavam.
- Eles odiavam-se.

- Hun blikken kruisten elkaar.
- Hun blikken hebben elkaar gekruist.

O olhos deles se encontraram.

- Ze waren elkaar aan het omhelzen.
- Ze omhelsden elkaar.

Estavam abraçados.

Waar zien we elkaar?

- Onde nos encontraremos?
- Onde nós nos encontraremos?

Deze broers haten elkaar.

Os irmãos se odeiam.

Houden ze van elkaar?

Eles se amam?

Vanwaar kennen jullie elkaar?

De onde vocês se conhecem?

We kennen elkaar niet.

Nós não nos conhecemos.

We kennen elkaar al.

Nós já nos conhecemos.

We hebben elkaar gekust.

- Nós nos beijamos.
- Nós beijamos um ao outro.
- Beijamo-nos.

De drie haatten elkaar.

Os três se odiavam.

Hou je van elkaar?

Vocês se amam?

Hun lippen raakten elkaar.

Seus lábios se tocaram.

Ze houden van elkaar.

Eles se amam.

We houden van elkaar.

- Nós nos amamos.
- Nos amamos.

Tegenpolen trekken elkaar aan.

Os opostos se atraem.

Zij hielden van elkaar.

- Eles se amavam.
- Eles se gostavam.

We hielden van elkaar.

Nós nos amávamos.

Jullie houden van elkaar!

Vocês se amam!

- Waar zien we elkaar?
- Waar ontmoeten we elkaar?
- Waar spreken we af?

Onde nos encontramos?

Toen hebben we elkaar ontmoet.

Foi quando nos conhecemos.

Ze houden erg van elkaar.

Eles estão perdidamente apaixonados.

De twee vrouwen kennen elkaar.

As duas mulheres se conhecem.

Jullie houden van elkaar, niet?

Vocês se amam, não é mesmo?

Wij zijn voor elkaar bestemd.

Fomos feitos um para o outro.

Waar hebben jullie elkaar ontmoet?

Como vocês se conheceram?

De drie jongens bekeken elkaar.

Os três meninos se olharam.

We zien elkaar hier morgen.

Nós nos reencontraremos aqui amanhã.

Tom en Mary begrijpen elkaar.

Tom e Mary se entendem.

Wat hebben jullie elkaar aangedaan?

O que vocês fizeram um ao outro?

We zijn uit elkaar gegaan.

Nós terminamos.

Tom en Mary omhelsden elkaar.

Tom e Maria se abraçaram.

De mannen praten met elkaar.

Os homens conversam.

We hebben tenminste elkaar nog.

Pelo menos, ainda temos um ao outro.

We ontmoetten elkaar op zondag.

Encontramo-nos de domingo.

We hebben elkaar net ontmoet.

Acabamos de nos conhecer.

Dat angst en pijn elkaar versterken.

que ansiedade e dor realmente pioram o quadro uma da outra.

Ik knoop de takken... ...aan elkaar.

Estou apenas a entrelaçar estes ramos.

Kleine families trekken naar elkaar toe.

As famílias pequenas são mais unidas.

De jongen zoeken veiligheid bij elkaar.

As crias juntam-se para se protegerem.

Ah, wanneer ontmoeten ze elkaar weer?

Ah, quando eles se encontrarão novamente?

De twee dames glimlachten naar elkaar.

As duas moças sorriram entre si.

Kunnen we elkaar nog eens ontmoeten?

Podemos nos encontrar de novo?

We gingen recht tegenover elkaar zitten.

Nós sentamos cara a cara.

De twee meisjes glimlachten naar elkaar.

As duas moças sorriram entre si.

Egoïsten ontmoeten elkaar niet, ze botsen.

Os egoístas não se encontram, batem uns contra os outros.

Laten we hier met elkaar praten.

Conversaremos aqui.

Ze waren elkaar aan het omhelzen.

Estavam abraçados.

Uiteindelijk zullen we elkaar vandaag ontmoeten.

Nós afinal nos encontraremos hoje.

Tom en Maria staarden elkaar aan.

Tom e Mary estavam olhando um para o outro.

Dat echtpaar is voor elkaar geschapen.

Este casal foi feito um para o outro.

Ze waren zeer gelukkig met elkaar.

Eles estavam tão felizes juntos.

Zij verschillen van elkaar in leeftijd.

Eles diferem uns dos outros pela idade.

Jouw sokken passen niet bij elkaar.

Suas meias não combinam.

We zien elkaar in het vliegtuig.

Te vejo no avião.

John en Mary hielden van elkaar.

João e Maria se amavam.

Deze bloemen lijken allemaal op elkaar.

Todas essas flores parecem iguais.

Deze sokken passen niet bij elkaar.

Essas meias não combinam.

Hebben jullie lang met elkaar gesproken?

Você falou por muito tempo?

Hoe kennen jij en Tom elkaar?

Como você e Tom se conhecem?

Deze twee broers lijken op elkaar.

Estes dois irmãos lembram um ao outro.

We spraken elkaar aan de telefoon.

Falamos por telefone.

Wanneer kunnen we elkaar weer zien?

- Quando poderemos nos ver de novo?
- Quando nós poderemos nos ver de novo?
- Quando poderemos nos ver novamente?
- Quando nós poderemos nos ver novamente?

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?

Como vocês se conheceram?

We hebben elkaar in Australië ontmoet.

Nós nos conhecemos na Austrália.

We zien elkaar op het schip.

Nós nos veremos no navio.

- Maar in ieder geval zien we elkaar morgen.
- In ieder geval zien we elkaar morgen.

Em todo o caso, vamos nos ver amanhã.

We kunnen heel goed met elkaar opschieten maar we zijn geen beste vrienden van elkaar.

Nós nos damos muito bem, porém não somos os melhores amigos um do outro.

- Kun je zilver en tin uit elkaar houden?
- Kunt u zilver en tin uit elkaar houden?
- Kunnen jullie zilver en tin uit elkaar houden?

Você sabe diferenciar a prata do estanho?

- Zwaartekracht is de natuurkracht waardoor voorwerpen elkaar aantrekken.
- Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.

A gravidade é a força natural pela qual objetos atraem uns aos outros.

We hebben het meeste met elkaar gemeen.

Nós tínhamos muito em comum.

Kan ik ze ooit uit elkaar houden?

Será que eu conseguiria separar os dois?

Maar deze miniatuurmonsters jagen vaak op elkaar.

Mas estes monstros minúsculos, muitas vezes, caçam-se uns aos outros.

Ingebouwde nachtlampjes om elkaar te kunnen zien.

São como luzes de presença incorporadas para se verem umas às outras.