Translation of "Over" in German

- Neem het over.
- Neem over.

- Übernimm du.
- Übernehmt ihr.
- Übernehmen Sie.

- Over m'n lijk!
- Over mijn lijk!

Nur über meine Leiche!

Neem over.

Übernimm du.

Ruziën over politiek is anders dan over privézaken.

Politische Gespräche und private sind zwei Paar Schuhe.

- De pan kookt over.
- De pot kookt over.

Der Topf kocht über.

Aan anderen over.

anderen.

over zijn lunchtijd."

sein." Mittagszeit."

Sla het over.

Lass es doch!

Over m'n lijk!

Nur über meine Leiche!

Man over boord!

Mann über Bord!

- Waar heb je het over?
- Waar praat je over?
- Waar hebt u het over?

Von was redest du?

- We hebben over jongens gesproken.
- We spraken over jongens.

Wir haben uns über Jungs unterhalten.

- Tom heeft over muziek gesproken.
- Tom praatte over muziek.

Tom redete über Musik.

- Ze hadden het over politiek.
- Zij spraken over politiek.

Sie sprachen über Politik.

- Waar heb je het over?
- Waar praat je over?

- Von was redest du?
- Wovon redest du?

- Is er nog zout over?
- Is er zout over?

Ist noch Salz übrig?

- Waar heb je het over?
- Waar praat je over?
- Waar hebt u het over?
- Waar praten jullie over?
- Wat bedoel je daarmee?

- Von was redest du?
- Wovon redest du?
- Worüber sprichst du?
- Worüber sprechen Sie?
- Worauf sprechen Sie an?

- Hij praat altijd over geld.
- Hij praat voortdurend over geld.
- Hij heeft het constant over geld.

Er spricht ständig über Geld.

Wijze mensen spreken over ideeën, intellectuelen over feiten, en gewone mensen over wat ze gaan eten.

Weise sprechen über Ideen, Intellektuelle über Fakten und gewöhnliche Menschen darüber, was sie essen.

- Ik denk er anders over.
- Ik denk daar anders over.

- Ich denke anders.
- Ich bin anderer Meinung.

- Waar gaat dit boek over?
- Waar gaat dat boek over?

Um was handelt dieses Buch?

Waar men niet over kan spreken, moet men over zwijgen.

Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen.

- Zij lachten over zijn fout.
- Zij lachten over hun fout.

- Sie lachten über seinen Fehler.
- Sie lachten über ihren Fehler.

- Tom dacht er anders over.
- Tom dacht daar anders over.

Tom war anderer Meinung.

- Je stak de straat over.
- Jullie staken de straat over.

- Ihr überquertet die Straße.
- Sie überquerten die Straße.
- Sie haben die Straße überquert.
- Ihr habt die Straße überquert.
- Du hast die Straße überquert.
- Du überquertest die Straße.
- Du gingst über die Straße.
- Du bist über die Straße gegangen.

- Kerstmis is over drie weken.
- Kerst is over drie weken.

Nur noch drei Wochen bis Weihnachten.

- Vertel mij iets over uw gezin.
- Vertel mij iets over je gezin.
- Vertel mij iets over jouw gezin.
- Vertel mij iets over uw familie.
- Vertel mij iets over je familie.
- Vertel mij iets over jouw familie.
- Vertel mij iets over jullie familie.
- Vertel mij iets over jullie gezin.

Erzähle mir etwas über deine Familie.

Waaiden over de woestijn

und zogen über die Wüste hinweg

Leerden we over opvangboerderijen,

hörten wir von sogenannten "Gnadenhöfen",

Het is game over.

Game Over!

De wastafel loopt over,

Die Spüle läuft über.

Is er zout over?

Ist noch Salz übrig?

Smog hing over Tokio.

- Tokio war in Smog gehüllt.
- Tokio war von Smog bedeckt.

Ze klaagde over hoofdpijn.

Sie klagte über Kopfschmerzen.

Ze spraken over liefde.

- Sie redeten über Liebe.
- Sie sprachen über Liebe.

Vertel me over hem.

Erzähl mir von ihm.

Steek de straat over.

- Überquere die Straße!
- Geh über die Straße.

Ons huwelijk is over.

Unsere Ehe endete.

Ze spraken over cultuur.

Sie sprachen über Kultur.

Ik ben over tijd.

Meine Tage hätten längst schon kommen müssen.

Weten ze over ons?

Wissen sie von uns?

Waar praten jullie over?

Wovon sprechen Sie?

De maagpijn is over.

Die Magenschmerzen haben sich gelegt.

Waar gaat het over?

Worum geht es?

Waar spraken ze over?

- Worüber haben sie gesprochen?
- Worüber haben die gesprochen?

Praat daar niet over!

Sprich nicht darüber!

Hoeveel is er over?

Wie viel bleibt übrig?

Hij reist over zee.

Er reist über das Meer.

Ga het plein over!

Gehen Sie über den Platz!

Ik geef me over.

Ich ergebe mich.

Zij spraken over politiek.

Sie sprachen über Politik.

Steek de rivier over!

Gehe über den Fluss!

Waar schrijf je over?

Worüber schreibst du?

Neem het stuur over.

- Übernimm das Steuer.
- Übernehmen Sie das Steuer.

Hij gaf zich over.

- Er gab auf.
- Er hat sich ergeben.

Waar klagen ze over?

Worüber beschweren sie sich?

Praat je over ons?

- Redest du über uns?
- Redet ihr über uns?

Tom gaf zich over.

Tom hat sich ergeben.

De huwelijksreis is over.

Die Flitterwochen sind vorüber.

Tot over twee weken!

- Bis in zwei Wochen!
- Bis in vierzehn Tagen!

Ze spraken over zaken.

- Sie diskutierten übers Geschäft.
- Sie sprachen übers Geschäft.

We discussieerden over politiek.

Wir diskutierten über Politik.

Over wie gaat het?

Um wen geht es?

Waar lacht u over?

- Worüber lachst du?
- Worüber lachst du denn?
- Worüber lachen Sie?

Neem de controle over.

Übernimm die Kontrolle.

- Denk er eens over na.
- Denk er eens over na als je wil.
- Denk er eens over.

Denk darüber nach.

- Waar heb je het over?
- Waar praat je over?
- Waar praten jullie over?
- Waarover hebben jullie het?

- Von was redest du?
- Wovon redest du?
- Wovon sprechen Sie?
- Worüber sprichst du?
- Worüber sprechen Sie?
- Worauf sprechen Sie an?

- Vertel mij iets over je gezin.
- Vertel mij iets over jouw gezin.
- Vertel mij iets over je familie.
- Vertel mij iets over jouw familie.

Erzähle mir etwas über deine Familie.

Praat ik nu over biologie, of heb ik het over geologie?

Spreche ich also noch von Biologie oder bereits von Geologie?

We weten meer over andere planeten dan over die van onszelf

Wir wissen mehr über andere Planeten als über unseren eigenen,