Translation of "Confesar" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "Confesar" in a sentence and their dutch translations:

Quiero confesar.

Ik wil bekennen.

Me temo que tengo algo que confesar.

Ik vrees dat ik iets moet bekennen.

Más tarde, cuando se hubieron ido, no quedaba ningún alma viviente más que confesar en el puerto, la ciudad con sus cipreses parecía totalmente desierta, pero el mar todavía espumaba y golpeaba contra la costa.

Later, toen ze weg waren gegaan, was er geen levende ziel meer te bekennen op de kade, de stad met zijn cipressen leek totaal uitgestorven, maar de zee bruiste nog en sloeg tegen de kust.