Translation of "Sus" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Sus" in a sentence and their dutch translations:

De sus esperanzas, de sus futuros.

hun hoop, hun toekomst.

- Verifique sus hechos.
- Verifique sus datos.

Check je feiten.

- ¡Arrojen sus armas!
- ¡Tiren sus armas!

Laat jullie wapens vallen!

Sus restos.

Zijn overblijfselen.

Armadura y sus escudos, en sus barcos.

bepantsering en hun schilden, op hun schepen achtergelaten .

- Somos sus hijos.
- Nosotros somos sus hijos.

Wij zijn zijn zonen.

- Sus calcetines son grises.
- Sus medias son grises.

Zijn sokken zijn grijs.

- Sus padres están muertos.
- Sus padres han muerto.

Zijn beide ouders zijn dood.

Conozcan sus rojos.

Weet welke situaties rood zijn.

Conozcan sus rojos,

Weet wat je rode taken zijn

Pagaron sus préstamos

betaalden hun leningen terug

Ni sus padres.

Zelfs haar ouders niet.

Sobre sus hombros.

op zijn schouders.

Disfrute sus vacaciones.

- Geniet van je vakantie.
- Fijne vakantie.
- Prettige vakantie!

Cierren sus libros.

Sluit jullie boeken.

A sus órdenes.

Tot uw orders.

¡Apaguen sus cigarrillos!

Doof jullie sigaretten!

¡Cómanse sus verduras!

- Eet je groenten op.
- Eet uw groenten op.

Bajen sus armas.

Leg uw wapens neer.

Somos sus hijos.

We zijn zijn kinderen.

Olvidaron sus paraguas.

Ze zijn hun paraplu's vergeten.

Aceptaremos sus condiciones.

We zullen uw voorwaarden aanvaarden.

Abran sus ojos.

Doe je ogen open.

Abróchense sus cinturones.

Maak je stoelriemen vast.

Conozcan sus contornos, miren el diario de sus corazones.

Verken de omvang ervan, wees 'aanwezig' voor wat ons hart zegt.

Después de morir sus padres, lo educaron sus abuelos.

Nadat de ouders overleden waren, brachten de grootouders hun groot.

- Tienen sus propios problemas.
- Ellos tienen sus propios problemas.

Zij hebben hun eigen problemen.

- Sus zapatos son de color café.
- Sus zapatos son marrones.

Zijn schoenen zijn bruin.

- ¡En sus marcas, listos, ya!
- En sus marcas, listos, ¡fuera!

- Op uw plaatsen, klaar, af!
- Op je plaats, klaar, af!

- Dio respuesta a sus padres.
- Él respondió a sus padres.

Hij gaf zijn ouders antwoord.

Y a sus aspiraciones.

en zwarte aspiratie.

Sus respuestas son asombrosas.

Hun antwoorden zijn geweldig.

En sus marcas. Listos.

Klaar voor de start...

También valoraron sus emociones

Ze beoordeelden ook hun emoties

Y, en sus palabras:

En in hun woorden:

Sus vecinos lo agradecerán.

Je buren zullen je dankbaar zijn.

Para coordinar sus manifestaciones.

om hun marsen te coördineren.

Deben intensificar sus esfuerzos,

Ze moeten meer gaan doen.

Dijo a sus tropas:

Hij zei tegen zijn troepen:

Para crear sus cuerpos,

en het gebruiken voor hun opbouw.

Estamos bajo sus órdenes.

We staan onder zijn bevel.

Ella planchó sus camisas.

Ze streek zijn hemden.

Sus ojos están riendo.

Haar ogen lachen.

Sus mejillas estaban rojas.

Haar wangen waren rood.

Sus padres eran granjeros.

Zijn ouders waren landbouwers.

Sus deseos son órdenes.

Uw wens is voor mij een bevel.

Sus ojos son azules.

Haar ogen zijn blauw.

Sus venas contienen agua.

Je aderen bevatten water.

Sus lágrimas eran verdaderas.

Zijn tranen waren echt.

Sus padres me quieren.

Zijn ouders houden van me.

Tom chasqueó sus dedos.

Tom knipte met zijn vingers.

Abra bien sus ojos.

Hou je ogen goed open!

Responded a sus disparos.

- Schiet terug.
- Terugschieten!
- Vuur terug.

Sus zapatos están aquí.

- Uw schoenen zijn hier.
- Zijn schoenen zijn hier.
- Uw schoenen staan hier.
- Zijn schoenen staan hier.
- Haar schoenen staan hier.

Sus días están contados.

Zijn dagen zijn geteld.

¿Cuáles son sus derechos?

Wat zijn hun rechten?

Sus ojos le traicionaron.

Zijn ogen verraadden hem.

Sus padres están muertos.

Zijn beide ouders zijn dood.

Sus piernas son largas.

Zijn benen zijn lang.

Sus calcetines son grises.

Haar sokken zijn grijs.

Sus acciones me confunden.

Zijn acties brengen me in de war.

Sus calcetines son morados.

Zijn sokken zijn paars.

Sus palabras me sorprendieron.

Zijn woorden verbaasden mij.

¿Cómo estuvieron sus vacaciones?

Hoe was uw zomervakantie?

Sus zapatos son marrones.

Zijn schoenen zijn bruin.

Sus amigos le quieren.

- Haar vrienden houden van haar.
- Zijn vrienden houden van hem.
- Haar vrienden houden van hem.

Sus respuestas eran ambiguas.

Zijn antwoorden waren dubbelzinnig.

Lleve a sus hijos.

Neem uw kinderen mee.

Estos son sus libros.

Het zijn hun boeken.

Yo aceptaré sus demandas.

Ik zal zijn verzoek accepteren.

Sus cálculos están malos.

Uw berekeningen zijn fout.

No firmo sus certificados.

Ik onderteken hun certificaten niet.

No vi sus caras.

Ik zag hun gezichten niet.

Sangraba de sus heridas.

Hij bloedde uit zijn wonden.

Y a sus sistemas,

en hun systemen.

Regaló todas sus muñecas.

Ze gaf al haar poppen weg.